ECLI:NL:RVS:2023:4701

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
202203672/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kind, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Deze aanvraag werd op 10 mei 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 14 juni 2022 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde, maar de rechtsgevolgen in stand hield. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.J. Eizenga, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de vreemdeling aanvullende stukken ingediend, waarin zij verwijst naar een gewijzigde situatie in Iran en de ontvoering van haar zoontje door haar echtgenoot. De Raad van State oordeelt dat deze stukken, die na de uitspraak van de rechtbank zijn ingediend, niet bij de beoordeling van het hoger beroep kunnen worden betrokken. De vreemdeling wordt geadviseerd om een nieuwe aanvraag in te dienen als zij deze stukken wil laten meewegen in de besluitvorming.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De reden voor deze beslissing is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2023.

Uitspraak

202203672/1/V2.
Datum uitspraak: 19 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1, mede voor haar minderjarige kind,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 14 juni 2022 in zaak nr. NL21.8565 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij brieven van 14 september 2021 en 10 maart 2022 heeft de staatssecretaris het besluit van 10 mei 2021 aangevuld.
Bij uitspraak van 14 juni 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, advocaat te Amerongen, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Op 13 oktober 2022 en 19 juli 2023 heeft de vreemdeling nadere stukken ingediend, over de gewijzigde situatie in Iran en de ontvoering van haar zoontje door haar echtgenoot vanuit Nederland naar Iran. Die stukken dateren van na de uitspraak van de rechtbank en kunnen daarom niet bij de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken. Als de vreemdeling de stukken bij de besluitvorming wil laten betrekken, kan zij een nieuwe aanvraag indienen.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2023
309-1021