ECLI:NL:RBDHA:2022:5689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
NL21.8565
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geloofwaardigheid van bekering en afvalligheid in asielprocedure van Iraanse vrouw

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2022, in de zaak NL21.8565, werd de asielaanvraag van een Iraanse vrouw beoordeeld. De vrouw, die zich had bekeerd tot het christendom, vreesde voor haar leven bij terugkeer naar Iran vanwege haar bekering en afvalligheid van de islam. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de geloofwaardigheid van haar bekering en de bijbehorende vrees onvoldoende had gemotiveerd. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris de asielaanvraag had afgewezen op basis van de overtuiging dat de vrouw niet geloofwaardig was in haar verklaringen over haar bekering. De rechtbank vond dat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd waarom de vrouw niet als vluchteling kon worden aangemerkt, ondanks haar verklaringen over de risico's die zij bij terugkeer naar Iran zou lopen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de motivering van het bestreden besluit niet voldoende had onderbouwd, wat leidde tot de vernietiging van het besluit. De rechtbank besloot echter dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, wat betekent dat de vrouw niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de geloofwaardigheid van bekeringen in asielprocedures, vooral in het licht van de risico's die vreemdelingen kunnen lopen in hun land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.8565

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres,

mede namens haar minderjarige kind,
[kind], v-nummer [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Jonkman).

ProcesverloopBij besluit van 10 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond. Daarnaast heeft verweerder eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en geen uitstel van vertrek verleend.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 16 maart 2022 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiseres heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1984. Zij legt ten eerste aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij zich heeft bekeerd tot het christendom. Eiseres heeft verklaard dat haar echtgenoot in het verleden gedetineerd is geweest vanwege het printen van teksten over het christendom. Na haar eigen bekering wilden eiseres en haar echtgenoot naar Canada emigreren, maar haar echtgenoot is hierbij op het vliegveld van Shiraz aangehouden. Eiseres is vervolgens met haar zoontje, zonder haar echtgenoot, doorgereisd naar Amsterdam. Bij terugkeer naar Iran vreest zij voor haar leven omdat de Iraanse autoriteiten nu op de hoogte zijn van haar bekering. Verder legt zij aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij zich heeft afgewend van de islam en ook om die reden bij terugkeer te vrezen heeft voor de Iraanse autoriteiten.
Afwijzing van de asielaanvraag
2. Verweerder gelooft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres en volgt eiseres ook in haar verklaringen over de afwending van de islam. Verweerder gelooft echter niet dat eiseres is bekeerd tot het christendom en gelooft evenmin de problemen die eiseres en haar echtgenoot zouden hebben ondervonden als gevolg van de bekering. Volgens verweerder heeft eiseres met haar verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat zij kan worden aangemerkt als vluchteling zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, of dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder concludeert daarom dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.1.
Op 3 juni 2021 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Vervolgens heeft verweerder eiseres tijdens de beroepsprocedure op 25 augustus 2021 aanvullend gehoord over haar afvalligheid. Op 14 september 2021 heeft verweerder -naar eigen zeggen- een aanvullend besluit genomen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet wordt gevolgd dat eiseres zich bij terugkeer in Iran negatief zal uiten over haar oude religie, de islam, en vanwege haar afvalligheid heeft te vrezen voor de autoriteiten. Bij brief van 20 september 2021 heeft verweerder de rechtbank verzocht dit aanvullend ‘besluit’ op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de beoordeling te betrekken.
2.2.
Op 10 maart 2022 heeft verweerder, naar aanleiding van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 19 januari 2022 [1] die hebben geleid tot een nieuwe werkinstructie over bekeerlingen en afvalligen, werkinstructie 2022/3, opnieuw een, naar het standpunt van verweerder, aanvullend besluit genomen. De reden hiervoor is dat het bestreden besluit en het aanvullende ‘besluit’ van 14 september 2021 zijn uitgebracht vóór de publicatie van de hierboven genoemde Afdelingsuitspraken en de daarop volgende nieuwe werkinstructie. Volgens verweerder is de afvalligheid van de islam in de eerdere besluiten niet volledig getoetst conform de nieuwe werkinstructie. Verweerder stelt zich over de afvalligheid van eiseres op het standpunt dat het niet geloofwaardig is dat de afvalligheid een essentieel onderdeel is van haar leven en dat niet aannemelijk is dat de afvalligheid van belang is voor het behoud van haar (religieuze) identiteit. Bij brief van 7 februari 2022 heeft verweerder dit aanvullende ‘besluit’ aangekondigd en de rechtbank verzocht ook dit aanvullende ‘besluit’ op grond van artikel 6:19 van de Awb bij haar beoordeling te betrekken.
Zijn de aanvullende ‘besluiten’ van verweerder besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb?
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de asielaanvraag van eiseres afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de aanvullende ‘besluiten’ van 14 september 2021 en van 10 maart 2022 geen nieuw(e) rechtsgevolg(en) met zich hebben gebracht en geen verandering in de rechtspositie van eiseres hebben gebracht. Verweerder heeft immers nogmaals de asielaanvraag (twee keer) afgewezen. Anders dan verweerder, is de rechtbank daarom van oordeel dat de brieven van verweerder van 14 september 2021 en van 10 maart 2022 niet kunnen worden aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb, maar moeten worden beschouwd als aanvullende motiveringen van het bestreden besluit.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, omdat verweerder eiseres tijdens de beroepsfase nog aanvullend heeft gehoord over haar afvalligheid en het nodig achtte om twee aanvullende motiveringen aan de besluitvorming in de procedure van eiseres toe te voegen. Daarmee heeft verweerder te kennen gegeven dat de motivering in het bestreden besluit ontoereikend was. Dit heeft de gemachtigde van verweerder op de zitting ook erkend. Gelet hierop kleeft aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek.
3.2.
Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank beoordeelt hierna of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, waarbij de aanvullende motiveringen worden meegenomen, in stand kunnen blijven.
Beoordelingskader van de bekering
4. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de bekering van eiseres heeft verweerder werkinstructie 2019/18 als uitgangspunt genomen. Deze werkinstructie is inmiddels vervangen door de werkinstructie 2022/3, maar op het punt van de beoordeling van een bekering is daarin geen wijziging opgenomen. Verweerder toetst of aannemelijk is dat de door de vreemdeling gestelde bekering gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Om de geloofwaardigheid van een bekering in het kader van een asielaanvraag te kunnen toetsen richt verweerder zich op drie elementen, namelijk: (i) de motieven voor en het proces van bekering, (ii) de kennis van het nieuwe geloof en (iii) de activiteiten, zoals bezoeken aan religieuze bijeenkomsten, die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen. De verklaringen van de vreemdeling over deze drie elementen moeten steeds bezien worden in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling en door hem verstrekte gegevens in de eventuele eerdere procedures. Dit betekent dat verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maakt, waarin alle informatie uit het dossier wordt betrokken en waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. Primair wordt gekeken naar de eigen verklaringen van de vreemdeling maar ook andere informatie in het dossier (zoals verklaringen van derde partijen) wordt betrokken.
Geloofwaardigheid van de bekering
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar bekering ongeloofwaardig zijn. Hieronder zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt. Dat doet zij aan de hand van de gronden die eiseres tegen het bestreden besluit en de aanvullende motiveringen heeft aangevoerd.
Eerste pijler: motieven voor en proces van bekering
Tegenstrijdige verklaringen
6. Eiseres betoogt dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over het moment tussen de tekst op de spiegel en haar droom. Volgens eiseres komt dit omdat de tolk haspelt met de data. De tolk geeft in het aanvullend gehoor van 26 januari 2021 aan dat zij per abuis 2007 heeft gezegd in plaats van 2017. In de derde alinea staat de datum van de droom, namelijk 18 maart 2018. Hieruit blijkt dat de tolk de omgerekende data niet goed voor ogen had en er ook nog eens tien jaar naast zat. Bovendien kan niet worden achterhaald over welke data eiseres precies heeft verklaard, omdat in het gehoor tweemaal [2] de Gregoriaanse datum vermeld staat terwijl eiseres de Farsi datum heeft verteld.
6.1.
Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres niet consistent heeft verklaard over de datum van haar droom en de periode tussen de tekst op de spiegel en deze droom. Uit de verklaringen van eiseres uit het aanvullend gehoor van 26 januari 2021 volgt dat zij de leus op de spiegel heeft gelezen in 2017 en dat zij vervolgens op 18 maart 2018 de droom heeft gehad. [3] Dit terwijl eiseres in het nader gehoor van 27 oktober 2020 heeft verklaard dat zij twee of drie dagen na de leus op de spiegel haar droom heeft gehad. [4]
Dat de tolk in het gehoor van 26 januari 2021 twee keer een fout heeft gemaakt met de omrekening van de data [5] doet aan deze tegenstrijdigheid niet af. Uit het gehoor volgt namelijk ook dat de fouten tijdens het gehoor gecorrigeerd zijn. [6] Verweerder heeft op de zitting verder toegelicht dat de juiste omzetting van data de verantwoordelijkheid is van de tolk en dat een vergissing in de omzetting (van tien jaar) weliswaar betreurenswaardig is, maar dat dit niet betekent dat in het hele gehoor niet meer kan worden uitgegaan van de door de tolk omgezette data. De rechtbank volgt deze toelichting. Daarbij komt dat het aan eiseres en haar gemachtigde is om eventuele fouten in de (omzetting van de) data te corrigeren in de correcties en aanvullingen op het gehoor. Dat dit niet is gebeurd omdat de gemachtigde, zoals hij heeft toegelicht op zitting, eroverheen gelezen heeft vanwege een drukke periode, is vervelend, maar maakt het voorgaande niet anders. De stelling van de gemachtigde van eiseres dat hij in het verleden eerder gedoe heeft gehad met de omrekeningen van deze tolk kan eiseres evenmin baten aangezien dit niet nader is onderbouwd en bovendien betreft dit een andere procedure.
7. Eiseres betoogt verder dat zij niet met de door verweerder tegengeworpen tegenstrijdigheden is geconfronteerd tijdens de gehoren, terwijl dit wel moet op grond van artikel 3:113, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
7.1.
Van belang is dat uit de gehoren blijkt dat de gehoorambtenaar voldoende invulling heeft gegeven aan de samenwerkingsplicht, waarvan het voorhouden van inconsistenties onderdeel uitmaakt. [7] De rechtbank stelt vast dat eiseres tijdens de gehoren wel degelijk is geconfronteerd met (een groot aantal) tegenstrijdigheden in haar verklaringen, maar dat dit niet is gebeurd met elke door verweerder gestelde tegenstrijdigheid. Dat is tussen partijen ook niet in geschil. Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank echter niet ten onrechte op het standpunt dat het niet aan de gehoormedewerker is om eiseres tijdens de gehoren met
elkeinconsistentie uit de vele omvangrijke gehoren in de procedure van eiseres te confronteren. [8] Eiseres heeft immers ook de mogelijkheid om uit eigen beweging, bijvoorbeeld door middel van correcties en aanvullingen op de gehoren, datgene naar voren te brengen wat zij ter onderbouwing van haar asielaanvraag van belang acht. Bovendien heeft eiseres in de zienswijze voldoende gelegenheid gehad om op de door verweerder in het voornemen tegengeworpen inconsistenties te reageren. Dit betoog slaagt dus niet.
8. Eiseres heeft in beroep verder niets aangevoerd tegen het standpunt van verweerder dat zij tegenstrijdig heeft verklaard, omdat zij over haar droom enerzijds heeft verklaard dat de man haar dochter aan haar gaf [9] en anderzijds heeft verklaard dat de man haar dochter in zijn armen heeft laten zien. [10] De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verweerder eiseres terecht tegenwerpt dat zij over deze droom, waarvan eiseres ook heeft verklaard dat deze zo belangrijk voor haar was dat ze zich deze droom heel helder kan herinneren, niet consistent heeft weten te verklaren.
Verklaringen over de aspecten die eiseres aantrekken in het christendom
9. Eiseres voert aan dat zij persoonlijk en concreet heeft verklaard over onvoorwaardelijke liefde en andere aspecten die haar zo aantrekken in het christendom. Eiseres heeft op verzoek van haar gemachtigde in hun gesprek over het voornemen nog eens opgesomd wat haar zo aantrok in het christendom en dit heeft haar gemachtigde opgeschreven in de zienswijze. Volgens haar gemachtigde heeft eiseres omstandig, persoonlijk en uitgebreid verklaard over de aantrekkingskracht van het christelijk geloof, en is zij er in de zienswijze erg goed in geslaagd om dit nog eens op duidelijke wijze op te sommen. Eiseres voert aan dat onvoorwaardelijke liefde nou eenmaal een vaag begrip is, een basisbeginsel in het christelijk geloof dat voor alle christenen geldt. Een algemene kerkganger in Nederland zou volgens eiseres op zijn best niet anders hebben verklaard dan zij heeft gedaan. Verder voert eiseres aan dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt hoe zij de onvoorwaardelijke liefde invult. Zij wijst erop dat zij met God over van alles kan communiceren en dat zij niet bang hoeft te zijn om op haar fouten afgerekend te worden. In het dagelijks leven krijgt eiseres telkens signalen van liefde van haar medemensen, zoals dat veel mensen met passie en deskundigheid hebben geholpen met de genezing van de aandoening van haar zoontje. Eiseres geeft aan dat zij vanuit zichzelf aan haar medemens liefde probeert te tonen door hen te helpen zonder iets terug te verwachten. Als voorbeelden noemt eiseres dat zij samen met een (vrouwelijk) bijbelgroepje eten verzorgt en kookt voor een zieke man, dat zij een recent bevallen vrouw helpt die het fysiek en psychisch momenteel heel zwaar heeft met de verzorging van de baby en dat zij de vrouwen in de asielzoekerscentra (Azc’s) helpt door hen gratis een knipbeurt te geven. Ondanks de zware omstandigheden waar eiseres zich in bevindt probeert zij zo veel als mogelijk een goede moeder voor haar zoontje te zijn en probeert zij hem zoveel mogelijk christelijk op te voeden door hem te leren bidden, hem mee te nemen naar de kerk en christelijke verhalen te vertellen.
9.1.
Voorop staat dat zowel de zienswijze als de beroepsgronden niet de juiste plek zijn om de verklaringen die een vreemdeling heeft afgelegd tijdens zijn gehoren, (uitgebreid) aan te vullen of uit te breiden. Hiervoor zijn de correcties en aanvullingen bedoeld, en indien een vreemdeling zijn verklaringen aanvult (of corrigeert) dan zal een plausibele verklaring moeten worden gegeven voor waarom hij terugkomt op de verklaringen uit z’n gehoor. [11] Dat eiseres pas in de zienswijze en in beroep met uitgebreide(re) verklaringen en voorbeelden komt, nog daargelaten dat zij geen deugdelijke verklaring heeft gegeven voor waarom zij haar verklaringen uit de gehoren in die mate aanvult, betekent niet dat verweerder haar niet (alsnog) kan tegenwerpen wat zij tijdens haar gehoren heeft verklaard. Verweerder dient voor zijn beoordeling immers uit te gaan van de verklaringen die eiseres heeft afgelegd tijdens de gehoren. Ook de rechtbank zal dus bij de beoordeling uitgaan van de verklaringen van eiseres die zij tijdens de gehoren heeft afgelegd en de eventuele correcties en aanvullingen op deze verklaringen.
9.2.
Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres met haar verklaringen onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de begrippen ‘onvoorwaardelijke liefde’ en ‘aandacht’ zo belangrijk voor haar zijn in haar aantrekking tot het christendom. Verweerder heeft haar mogen tegenwerpen dat, hoewel eiseres inzichtelijk heeft kunnen maken hoe zij deze begrippen uit de bijbel heeft geleerd, zij bij de uitleg over waarom dit zo belangrijk voor haar is terugvalt op een zeer algemene, theoretische verklaring. Hetzelfde gebeurt, zo stelt verweerder niet ten onrechte, wanneer eiseres in het aanvullend gehoor van 22 februari 2021 nogmaals wordt gevraagd waarom voor haar persoonlijk juist onvoorwaardelijke liefde de kern van het christendom is. [12] De enkele verklaring dat zij geboren is als moslim en nooit zo’n liefde heeft gekend, mocht verweerder onvoldoende authentiek en gedetailleerd vinden om inzicht te krijgen in de persoonlijke motieven van eiseres.
Ook werpt verweerder eiseres niet ten onrechte tegen dat eiseres niet concreet kon verklaren waarom onvoorwaardelijke liefde volgens haar de kern is van het christendom. Eiseres heeft daarover in het aanvullende gehoor van 22 februari 2021 verklaard dat de relatie tussen haar en God beschadigd was, waarbij ze vervolgens vervalt in een algemene, theoretische verklaring over Jezus. Verweerder heeft dit niet ten onrechte onvoldoende mogen vinden.
Verder werpt verweerder eiseres niet ten onrechte tegen dat zij met haar verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij deze onvoorwaardelijke liefde in de praktijk ervaart. Verweerder stelt terecht dat herhaaldelijk aan eiseres is gevraagd om inzichtelijk te maken hoe dit zich uit in haar dagelijks leven. Uit het aanvullend gehoor van 22 februari 2021 volgt dat eiseres uiteindelijk, na meerdere vragen, voorbeelden noemt waarbij zij gunsten verricht zonder tegenprestatie. Verweerder stelt hierover niet ten onrechte het volgende. Met het enkel benoemen van de gedraging maakt eiseres niet inzichtelijk hoe de onvoorwaardelijke liefde van God hiertoe heeft geleid. Het gratis beschikbaar stellen van gunsten is immers niet iets dat
an sichspecifiek iets met het christelijk geloof dan wel de onvoorwaardelijke liefde van God te maken hoeft te hebben en kan ook een gevolg zijn van de leefomstandigheden in het Azc waar eiseres (en andere asielzoekers) al langere tijd in verkeert, ook mede als gevolg van de coronapandemie. Gelet hierop heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat deze uiting van onvoorwaardelijke liefde het gevolg is van haar bekering tot het christendom. Hetzelfde geldt voor de gedragingen die zij noemt in de zienswijze en in beroep. Vanwege het ingrijpende karakter van een bekering mocht verweerder meer van eiseres verwachten dan enkel dat zij geen tegenprestaties meer vraagt voor de dingen die zij voor anderen doet. Dit betoog slaagt niet.
Verklaringen over hoe het voor eiseres is om te bekeren in een samenleving waarin negatief tegen het christendom wordt aangekeken
10. Eiseres betwist dat zij onvoldoende inzicht heeft gegeven in hoe het voor haar was om te bekeren in een omgeving die vijandig is naar christenen. Zij wist dat zij door de bekering moeilijkheden zou krijgen, omdat het onmogelijk is zonder gevaar het christelijk geloof openlijk in Iran te belijden. Het moet allemaal in het geheim gebeuren en er bestaat een groot risico op betrapping aangezien de Iraanse autoriteiten erop gespitst zijn om de verspreiding van het christendom en de beleving van de christendom tegen te gaan. [13] Het is dan ook niet voor niets geweest dat de echtgenoot van eiseres op het vliegveld waarschijnlijk vanwege een eerder incident is opgepakt en dat zij hierom moest vluchten. In Iran betekende een bekering tot het christendom dat zij zeer voorzichtig moest zijn, en dat er verder, behoudens een zeer selecte kring, niet met derden over kon worden gesproken.
In het geval van eiseres is sprake van een bekering met sterk passieve elementen, namelijk haar droom. De bekering is eiseres daarmee als het ware overkomen. Omdat bij een passieve bekering moeilijk kan worden gesproken van een rationeel proces waarbij de voors en tegens tegen elkaar worden afgewogen, kan verweerder haar niet tegenwerpen dat zij niet over de mogelijke consequenties van haar bekering heeft nagedacht.
10.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven in hoe het voor haar was om te bekeren in een samenleving waarin negatief over het christendom wordt gedacht. Over het bekeren in een samenleving waarin men negatief tegenover het christendom staat heeft eiseres het volgende verklaard: “Het was heel slecht. Je weet dat je iets waardevols in je hart hebt. Je wilt daar graag met iedereen over praten, maar dat gaat niet lukken en dat is heel erg pijnlijk.” [14] Verweerder stelt niet ten onrechte dat dit een summier antwoord is waarmee eiseres geen inzicht geeft in haar persoonlijke ervaringen en emoties. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat de gehoormedewerker haar dit vier keer op verschillende manieren heeft moeten vragen voordat eiseres uiteindelijk met het bovengenoemde (summiere) antwoord is gekomen. Te meer aangezien eiseres afkomstig is uit een streng islamitisch gezin mag verweerder van haar verwachten dat zij kan concretiseren hoe zij met haar (gestelde) bekering is omgegaan in het licht van haar oude religie en haar islamitische achtergrond. Eiseres is daar niet in geslaagd. Verder acht de rechtbank in dit kader van belang dat eiseres op het moment van haar bekering niet is uitgegaan van de negatieve consequenties die haar bekering zouden kunnen hebben. [15] Eiseres heeft immers verklaard door de problemen van haar echtgenoot - die verband hielden met het christendom - haar dochtertje te zijn verloren. Dat eiseres heeft aangegeven niet over de mogelijke consequenties van haar bekering te hebben nagedacht, ondanks dat zij al eens eerder met de risico’s geconfronteerd is geweest, zo stelt verweerder niet ten onrechte, is niet aannemelijk. Eiseres heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat haar bekering louter een passieve bekering is. Eiseres heeft wel een droom gehad, maar dit is volgens haar het sluitstuk van haar bekering geweest. Dat de bekering haar ineens is overkomen en dat zij als gevolg daarvan niet heeft kunnen nadenken over de negatieve consequenties die de bekering met zich zouden brengen, volgt de rechtbank daarom niet.
Verklaringen over de gedragsveranderingen
11. Eiseres voert aan dat zij uitgebreid heeft verklaard over hoe zij is veranderd als gevolg van haar bekering tot het christendom. Eiseres heeft namelijk verklaard hoe zij geduld heeft leren hebben en welke voordelen dit voor haar heeft gebracht. Het feit dat eiseres uit zichzelf en in haar eentje vieze toiletten in het Azc is gaan schoonmaken waar behoorlijk vieze praktijken aan de hand waren, getuigt van een enorm geduld en nederigheid. Ook dat zij met haar zoontje met ernstige aandoeningen zo lang in de Azc’s heeft moeten verblijven, die absoluut ongeschikt zijn voor een dergelijk lang verblijf en waarbij zij al zes keer heeft moeten verhuizen naar een ander Azc en aan nieuwe omstandigheden en mensen heeft moeten wennen, en daarbij ook nog een goed mens en goede moeder is gebleven, laat zien dat ze erg geduldig is. Volgens eiseres is de vraag over wat volgens haar het concept van geduld binnen de islam was, geen relevante vraag omdat de afwending van de islam door verweerder wordt gevolgd. Vragen over het concept van geduld binnen de islam brengen een asielzoeker in de war wanneer het gaat over bekering tot christendom.
11.1.
Verweerder stelt niet ten onrechte dat eiseres met haar verklaringen over de veranderingen die zij zou hebben meegemaakt sinds haar bekering, is blijven steken in algemeenheden en theoretische uitleg. Zo heeft verweerder eiseres mogen tegenwerpen dat zij met haar verklaringen niet duidelijk heeft kunnen maken waarom zij het concept van geduld wel in het christendom heeft gevonden, maar niet binnen de islam. Dat de vraag niet relevant zou zijn en niet had mogen worden gesteld volgt de rechtbank niet. Nu eiseres heeft verklaard dat haar geduld het gevolg is van haar bekering in het christendom, mag verweerder van eiseres verwachten dat zij concreet kan verklaren waarom zij geduld wel in het christendom heeft gevonden maar niet binnen haar oude religie.
Verder heeft verweerder eiseres mogen tegenwerpen dat zij met haar verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij probeert te leven als Jezus. De verklaringen van eiseres dat zij uit zichzelf vieze toiletten in het Azc is gaan schoonmaken, dat zij met haar zoontje met zijn beperkingen al een lange tijd in verschillende Azc’s heeft moeten verblijven en dat zij daarbij een goed mens en goede moeder zou zijn gebleven, zijn daarvoor onvoldoende. Weliswaar kan hieruit worden opgemaakt dat eiseres sinds haar komst naar Nederland en haar verblijf in de Azc’s als persoon een bepaalde persoonlijke groei heeft doorgemaakt, maar verweerder stelt niet ten onrechte dat eiseres met deze verklaringen enkel praktische gedragingen benoemt die niet zonder meer kunnen worden toegeschreven aan het christendom. Op de zitting heeft verweerder verder toegelicht dat deze karaktergroei ook teweeggebracht kan zijn door de (zware) leefomstandigheden in een Azc en de coronasituatie. De rechtbank volgt deze toelichting. Verweerder stelt daarom niet ten onrechte dat eiseres met haar verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt welke specifieke aspecten die horen bij het christendom ervoor gezorgd hebben dat zij zich als een christen is gaan gedragen. Dit betoog slaagt niet.
Tweede pijler: kennis
12. Eiseres voert aan dat verweerder ondeugdelijk gemotiveerd heeft waarom de door haar gegeven uitleg in de zienswijze over het verhaal van de bloedvloeiende vrouw, tekort zou schieten. Verweerder is geen deskundige op het gebied van uitleg geven over Bijbelverhalen. Het is onduidelijk waarom de uitleg die eiseres aan het verhaal heeft gegeven onduidelijk en niet persoonlijk is.
12.1.
Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres weliswaar de benodigde kennis bezit over het christendom, maar dat zij er niet in is geslaagd om deze kennis, en dan meer specifiek haar favoriete Bijbelverhaal, persoonlijk te maken. Als antwoord op de vraag waarom het verhaal van de bloedvloeiende vrouw haar favoriete Bijbelverhaal is, nadat de gehoormedewerker expliciet heeft aangegeven dat eiseres niet nogmaals het verhaal hoeft te vertellen, maar uit moet leggen waarom het haar favoriete Bijbelverhaal is, geeft eiseres enkel een uitleg van het verhaal met de afsluitende verklaring dat dit verhaal op haar eigen leven lijkt. [16] Vervolgens vraagt de gehoormedewerker aan eiseres of zij een les uit dit verhaal heeft getrokken, waarop eiseres met haar antwoord terugvalt op theoretische kennis die verband houdt met een ander Bijbelverhaal. Daarna wordt de vraag nogmaals aan eiseres gesteld waarop eiseres antwoordt dat zij de geloofsovertuiging heeft geleerd en dat de geloofsovertuiging van die vrouw zo enorm sterk was dat zij met de aanraking van Jezus meteen werd genezen. Verweerder heeft eiseres mogen tegenwerpen dat, nog los van dat eiseres met deze antwoorden geen eenduidig inzicht geeft in wat het verhaal voor haar betekent, er niet in is geslaagd om, nadat de vraag haar meerdere keren is gesteld, persoonlijk en gedetailleerd te verklaren over wat voor invloed dit heeft gehad op haar leven. Aangezien eiseres heeft aangegeven dat dit een van haar favoriete Bijbelverhalen is en bovendien erop heeft gewezen dat dit verhaal op haar eigen leven lijkt, mocht verweerder dit wel van haar verwachten. Dat eiseres in de zienswijze een meer persoonlijke duiding aan het verhaal weet te geven, wat daar ook van zij, maakt het voorgaande niet anders. Eiseres komt immers pas in de zienswijze met deze uitleg, terwijl het aan eiseres is om hierover tijdens de gehoren uitgebreid te verklaren. Daar is eiseres niet in geslaagd. Verweerder wijst er verder terecht op dat hij niet de theologische uitleg van een Bijbelverhaal beoordeelt, maar in lijn met de werkinstructie bekeerlingen de vreemdeling in de gelegenheid stelt om persoonlijke betekenis te geven aan diens favoriete Bijbelverhaal.
Derde pijler: activiteiten
Doop
13. Eiseres voert aan dat de gehoormedewerker over de doop alleen wilde weten hoe zij de doop ervaarde na de doopceremonie. Zij was niet in staat om dat wat aan de doop voorafging te vertellen. Eiseres geeft aan dat de dominee, voorafgaand aan haar doop, aan haar de voorwaarde had gesteld om te mogen deelnemen aan de doop dat zij iedereen moest vergeven. Dus ook de politieman die ervoor gezorgd had dat haar dochter kwam te overlijden. Eiseres geeft aan dat zij dit aanvankelijk niet kon doen. De dominee had tegen haar gezegd dat zij hulp zou krijgen van God. De volgende dag had zij nog steeds moeite met deze voorwaarde. Toen kwam zij Floor van Stichting Gave tegen. Eiseres gaf weer haar belemmering aan om gedoopt te worden. Floor zei tegen haar: “luister niet naar de duivel en natuurlijk heb jij de kracht om te vergeven.” Eiseres geeft aan dat er door de woorden van Floor iets bijzonders met haar gebeurde, waardoor zij in staat was om zelfs deze politieman te vergeven. Dezelfde dag is eiseres gedoopt. Zij geeft aan dat zij de politieman vergeven heeft en het heeft kunnen loslaten. Eiseres geeft ook aan, dat zij met de doop de wens die Jezus heeft gesteld aan zijn volgelingen, heeft vervuld. Zij wilde aan de geestelijke gemeenschap en in de openbaarheid laten weten, dat zij christen was geworden. Daarmee staat ook vast dat zij lid is geworden van de christelijke gemeenschap. Verweerder miskent dat de doop een ritueel is, een van de weinige rituelen die het protestantisme kent. Met doop wilde eiseres als het ware de puntjes op de i zetten.
13.1.
Het betoog van eiseres slaagt niet. Uit het aanvullend gehoor van 22 februari 2021 volgt dat de gehoormedewerker aan eiseres heeft gevraagd of er bepaalde voorwaarden waren waaraan eiseres moest voldoen voordat zij zich kon laten dopen. [17] Eiseres heeft hierop geantwoord dat zij regelmatig naar de kerk ging en daarnaast twee gesprekken kreeg. Na de twee gesprekken kon zij gedoopt worden. Dat eiseres vervolgens pas in beroep voor het eerst uitgebreid verklaart over de voorwaarde waaraan ze moest voldoen, en hoe zij vervolgens toch aan die voorwaarde kon voldoen, komt voor haar eigen rekening en risico. Zoals onder 9.1 al is overwogen, is het aan eiseres om haar asielrelaas met haar verklaringen tijdens de gehoren aannemelijk te maken. Het was daarom aan eiseres om hetgeen zij in beroep naar voren heeft gebracht over de vergeving van de politieman, te verklaren tijdens de gehoren, dan wel aan te vullen bij de correcties en aanvullingen.
13.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder ten aanzien van de doop ook aan eiseres heeft tegengeworpen dat ze algemeen en oppervlakkig heeft verklaard over haar gevoelens bij de doop, omdat ze slechts heeft verklaard blij en emotioneel te zijn geweest dat ze werd gedoopt. Eiseres heeft dit niet weersproken. Ook heeft eiseres niets ingebracht tegen de tegenwerping van verweerder dat eiseres niet kon verklaren waarom zij door de doop in staat was om anderen te vergeven.
Huiskerk
14. Eiseres voert aan niet te begrijpen dat zij niet overtuigend heeft verklaard over haar bezoek aan de huiskerk in Iran, waarbij zij aan de huiskerkgenoten heeft laten blijken een bekeerd christen te zijn. Zij wijst op haar verklaringen op bladzijde 10 van het rapport nader gehoor.
14.1.
Naar het oordeel van de rechtbank werpt verweerder eiseres ten onrechte tegen dat haar verklaring over dat niemand bij de huiskerk wist of zij bekeerd was, [18] tegenstrijdig is met haar verklaring uit de zienswijze dat zij naast haar echtgenoot en de mensen die zij in de huiskerk had ontmoet, met niemand over haar bekering heeft kunnen spreken. Eiseres betoogt terecht dat het in de context van alle verklaringen duidelijk is dat zij met de eerste verklaring doelde op haar aankomst in de huiskerk. Uit haar verklaringen volgt immers dat eiseres tijdens de bijeenkomst van de huiskerk heeft laten blijken dat ze christen is geworden en dat zij heeft meegebeden met de rest van de aanwezigen. [19] Verweerder heeft daarom ondeugdelijk gemotiveerd dat eiseres op dit punt tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
Desalniettemin heeft verweerder de verklaringen van eiseres over het huiskerkbezoek in Iran, ongeloofwaardig mogen achten. Verweerder heeft eiseres in dit licht allereerst terecht tegengeworpen dat haar verklaringen over haar bezoek aan de huiskerk tegenstrijdig zijn met de verklaringen van haar zus. De zus van eiseres heeft tijdens haar asielprocedure in haar nader gehoor, in antwoord op de vraag van de gehoormedewerker of zij nog meer namen weet te noemen van mensen die vaak bij de huiskerk aanwezig waren, het volgende verklaard: “Nayereh, Fatemeh en Majid (echtpaar), Elham, Ali (broer van Amir), Neda, mijn zus [zus] en haar man [man] , ik zelf en mijn man [man] . Soms was de groep niet compleet. Dus niet altijd hetzelfde aantal. Soms kwamen er ook mensen die nieuw waren, die ik niet kende.” Dit terwijl eiseres heeft verklaard dat zij enkel één keer in 2018 de huiskerk zou hebben bezocht. Verweerder heeft het opmerkelijk mogen vinden dat eiseres en haar zus tegenstrijdig hebben verklaard over het huiskerkbezoek van eiseres, aangezien zij beiden een bekering aan hun asielaanvraag ten grondslag hebben gelegd. Dat eiseres en haar zus op zo’n essentieel punt als het bezoeken van een huiskerk tegenstrijdig verklaren, doet daarom afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen over het bezoek aan de huiskerk.
Verweerder heeft daar verder bij mogen betrekken dat eiseres weinig concreet heeft verklaard over haar beleving van de huiskerkbijeenkomst. Volgens verweerder kon eiseres weliswaar verklaren over de feitelijkheden van de huiskerk, zoals waar de bijeenkomst plaatsvond, hoeveel mensen aanwezig waren, de gang van zaken tijdens de bijeenkomst en wat de inhoud van de preek was, maar kon zij niet persoonlijk verklaren over de beleving die zij heeft ervaren tijdens de huiskerkbijeenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit niet ten onrechte overwogen. Zo heeft eiseres niet geconcretiseerd waardoor zij zich zo welkom voelde. [20] De verklaring van eiseres dat de mensen vriendelijk waren, haar aandacht gaven en haar de beste plek zouden hebben gegeven heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Niet ten onrechte stelt verweerder dat deze verklaringen te summier zijn om concreet en gedetailleerd inzicht te geven in wat eiseres zo aantrok en de sfeer zo warm maakte en dat van haar meer verwacht mocht worden.
Derdenverklaringen
15. Eiseres betoogt dat verweerder de diverse door haar ingebrachte derdenverklaringen van christelijke personen en kerkelijke instanties onvoldoende kenbaar heeft meegewogen. Eiseres wijst erop dat de brieven van Sandra Dekker van Stichting Gave van 21 juli 2021 en van 18 oktober 2021 zeer positief moeten worden meegewogen. Hieruit blijkt onder meer dat eiseres heeft meegewerkt aan de campagne voor de landelijke lancering van de nieuwe bijbelvertaling. Ook blijkt uit de eerste brief dat eiseres haar zoontje christelijk opvoedt. Verder blijkt uit het rapport van de Commissie Plaisier van Stichting Gave van 19 juli 2021 dat bij eiseres sprake is van een oprechte geloofsbeleving. Ter onderbouwing van haar betoog wijst eiseres op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 september 2021. [21]
15.1.
Over de brief van Sandra Dekker van Stichting Gave van 21 juli 2021 stelt verweerder in de aanvullende motivering van 14 september 2021 dat hieruit niet volgt dat bij eiseres sprake is van een oprechte bekering. De brief laat weliswaar zien dat eiseres bij de kerk betrokken is en blij is als zij ziet dat anderen troost putten uit hun geloof, maar deze gedragingen volgen ook al uit haar verklaringen uit de gehoren en worden door verweerder al erkend.
Over het rapport van de Commissie Plaisier van Stichting Gave van 19 juli 2021 stelt verweerder zich - kort samengevat - op het standpunt dat de Commissie Plaisier weliswaar uitleg en duiding geeft aan, en conclusies trekt over de verklaringen van eiseres in relatie tot het christendom, maar dat het aan eiseres zelf is om met haar verklaringen uit de gehoren een eigen verbinding met het geloof te maken. Volgens verweerder heeft de Commissie Plaisier een eigen interpretatie gegeven van het dossier en kan dit niet meewegen in de besluitvorming van verweerder. Het rapport bevat volgens verweerder verder geen feitelijke informatie over eiseres, die wél kan worden meegenomen.
Over de aanvullende verklaring van Sandra Dekker van Stichting Gave van 18 oktober 2021 waaruit volgt dat eiseres heeft meegeholpen aan de campagne voor de landelijke lancering van de nieuwe Bijbelvertaling, heeft verweerder op zitting desgevraagd toegelicht dat dit stuk wederom ziet op de activiteiten die eiseres verricht, maar dat deze al in het voordeel van eiseres worden meegewogen.
15.2.
De Afdeling heeft in haar uitspraken van 12 mei 2021 [22] bevestigd dat in de regel een beperkt gewicht wordt toegekend aan verklaringen en/of rapporten van bijvoorbeeld kerkelijke instanties en geloofsgenoten waarin een eigen oordeel wordt gegeven over de oprechtheid van een gestelde bekering op basis van de door een vreemdeling gegeven antwoorden op de vragen die met de bekering verband houden. Verweerder moet rapporten en verklaringen van derden echter wel gemotiveerd bij zijn beoordeling betrekken. Niet alleen om dit voor een vreemdeling inzichtelijk te maken, maar ook om de bestuursrechter in staat te stellen dit te toetsen. Het uitsluitend herhalen van het uitgangspunt dat de vreemdeling met zijn eigen verklaringen zijn gestelde bekering aannemelijk moet maken, is in dit licht geen deugdelijke motivering.
15.3.
Het uitgangspunt zoals dat volgt uit bovengenoemde Afdelingsuitspraken is dat het aan eiseres is om met haar eigen verklaringen aannemelijk te maken dat zij bekeerd is tot het christendom. Wel is het van belang dat verweerder de ingebrachte informatie van derden altijd meeweegt in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit met de (aanvullende) motivering en de toelichting op zitting voldoende kenbaar gedaan. Verweerder heeft in het rapport van de Commissie Plaisier en de verklaringen van Sandra Dekker geen aanleiding hoeven zien om de gestelde bekering van eiseres alsnog geloofwaardig te achten, aangezien deze verklaringen geen (feitelijke) toevoeging zijn op het dossier van eiseres. Over de verklaringen van Sandra Dekker heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze geen nieuwe inzichten bieden omdat uit de verklaringen van eiseres al volgt dat zij geloofsactiviteiten onderneemt en bovendien heeft verweerder deze al in het voordeel van eiseres meegewogen in de beoordeling. [23]
Verweerder heeft verder voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom het rapport van de Commissie Plaisier geen nieuwe inzichten biedt dan wel van toegevoegde waarde is in het geval van eiseres. De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 september 2021, maakt het voorgaande niet anders omdat geen sprake is van vergelijkbare gevallen. In die zaak was in het rapport van Stichting Gave expliciet ingegaan op de door verweerder gemaakte geloofwaardigheidsbeoordeling en is deze beoordeling langs de lat van verweerders eigen werkinstructies gelegd. In het rapport is vervolgens op verschillende punten gemotiveerd aangegeven waarom de beoordeling van verweerder niet in lijn is met zijn eigen werkinstructie. Daarvan is in het geval van eiseres echter niet gebleken. Hoewel de Commissie de door eiseres afgelegde verklaringen tijdens de gehoren heeft bekeken, heeft zij deze verklaringen, zoals door de gemachtigde van eiseres op de zitting ook toegelicht, geïnterpreteerd aan de hand van theologische literatuur en niet, zoals in het geval van de uitspraak van 24 september 2021, gelegd langs de lat van de werkinstructie van verweerder. Ook hebben de leden van de Commissie in deze zaak zelf gesproken met eiseres en zijn de verklaringen van eiseres tijdens dat gesprek ook meegenomen in de conclusies van het rapport. De conclusies in dit rapport zijn dus niet enkel gebaseerd op het dossier van verweerder.
Weging pijlers
16. Eiseres betoogt dat verweerder niet de gerichte beoordeling heeft gemaakt zoals wordt vereist door de Afdeling in haar uitspraken van 12 mei 2021. [24] Volgens eiseres kunnen haar verklaringen over de tweede pijler (kennis van het geloof) en derde pijler (geloofsactiviteiten en effecten van het geloof), tegenwicht bieden aan de door verweerder onvoldoende bevonden verklaringen over de eerste pijler (proces van en motieven voor bekering). Deze weging ontbreekt volgens eiseres.
16.1.
In het voornemen en het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat de omstandigheid dat eiseres in Nederland de kerk bezoekt, zij Bijbelstudies heeft georganiseerd, gedoopt is en ook heeft verklaard te willen evangeliseren, in het voordeel van eiseres spreekt. Maar omdat verweerder de activiteiten van eiseres in Iran ongeloofwaardig bevonden heeft en het zwaartepunt van de beoordeling ligt op de eigen ervaringen en persoonlijke betekenis over het proces van en de motieven voor bekering, zijn haar activiteiten in Nederland onvoldoende om de gestelde bekering alsnog geloofwaardig te achten.
16.1.1.
In de aanvullende motivering van 10 maart 2022 heeft verweerder daarover nog het volgende aangevuld. Dat eiseres kennis heeft van het christendom weegt in positieve zin mee, maar leidt niet ontegenzeggelijk tot het oordeel dat zij tot het christendom is bekeerd. Het is volgens verweerder namelijk eenvoudig om basale kennis te vergaren over het christendom. Informatie over het geloof is vrij te raadplegen op het internet, in boeken zoals de bijbel of via kerkbezoek. Maar eiseres is er niet in geslaagd om de aangetoonde kennis persoonlijk te maken en toe te passen op haar eigen situatie. Verweerder verwijst naar het standpunt in het voornemen. Over de geloofsactiviteiten van eiseres stelt verweerder zich aanvullend op het standpunt dat het in positieve zin meeweegt dat eiseres actief is binnen de kerkelijke gemeenschap, maar dat deze activiteiten niet onweerlegbaar leiden tot het oordeel dat eiseres ook tot het christendom is bekeerd. Iemand hoeft namelijk niet daadwerkelijk bekeerd te zijn tot het christendom om activiteiten binnen de christelijke gemeenschap te ondernemen. Een kerkdienst is bijvoorbeeld voor iedereen toegankelijk. Daarnaast kunnen de activiteiten ook voortkomen uit iets anders dan een bekering tot of een oprechte interesse in het christendom. Verweerder stelt dat deze activiteiten eiseres bijvoorbeeld een dagbesteding kunnen geven waarmee zij in aanraking komt met anderen. De activiteiten van eiseres worden daarom in samenhang met haar andere verklaringen gezien. Eiseres is er volgens verweerder niet in geslaagd om het effect van haar activiteiten op haar gevoelens en gedrag aannemelijk te maken. Zo heeft eiseres niet met authentieke en persoonlijke verklaringen kunnen concretiseren waarom de Bijbelstudie zo belangrijk is voor haar geloofsovertuiging. Ondanks herhaaldelijk vragen blijft zij steken in algemene verklaringen over het belang van de Bijbelstudie. Verweerder stelt dat eiseres met haar verklaringen geen authentiek verhaal naar voren heeft gebracht over waarom zij het zo belangrijk vindt om naar de Bijbelstudie te gaan, wat ze daar precies geleerd heeft, en welk effect deze activiteiten en kennis op haar eigen leven hebben. Daarnaast is eiseres er volgens verweerder niet in geslaagd om authentiek te verklaren over haar gevoelens bij de doop.
16.2.
De Afdeling heeft in de bovengenoemde uitspraken van 12 mei 2021 verder uiteengezet op welke wijze besluiten op asielaanvragen van bekeerlingen moeten worden gemotiveerd. De Afdeling heeft onder meer overwogen dat het verweerder vrij staat om bij zijn beoordeling een doorslaggevend gewicht toe te kennen aan ontoereikende verklaringen van een vreemdeling over de motieven voor en het proces van bekering. Anders dan voorheen wordt wel verlangd dat verweerder kenbaar motiveert wat hij van de verklaringen van een vreemdeling over de overige twee elementen (kennis van het geloof en de activiteiten) vindt en waarom die verklaringen diens ontoereikende verklaringen over het eerste element niet kunnen compenseren. In zoverre is sprake van een aanscherping van de motiveringsplicht en is de Afdeling teruggekomen van eerdere rechtspraak.
16.3.
Voorop staat dat verweerder in het voornemen en het bestreden besluit onvoldoende aandacht heeft besteed aan de vraag of de verklaringen van eiseres over de tweede en derde pijler haar verklaringen over de eerste pijler kunnen compenseren. Verwezen wordt naar overweging 3.2 van deze uitspraak om in herinnering te brengen dat het bestreden besluit op dit punt in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder met zijn aanvullende motivering van 10 maart 2022 alsnog heeft voldaan aan de door Afdeling voorgeschreven wijze van motiveren. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd aangegeven waarom deze verklaringen de ontoereikende verklaringen van eiseres over haar proces van en motieven voor bekering niet kunnen compenseren. Eiseres heeft verder niet gemotiveerd aangevoerd op welke wijze deze weging tekortschiet. Gelet hierop heeft verweerder met de aanvullende motivering van 10 maart 2022 daarom voldoende gewicht toegekend aan de verklaringen van eiseres over de tweede en derde pijler.
Conclusie over het relevante element ‘geloofwaardigheid van de bekering’
17. De conclusie is dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de bekering van eiseres tot het christendom ongeloofwaardig is. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid van de problemen als gevolg van de bekering
18. Eiseres betoogt -kort samengevat- dat verweerder de problemen als gevolg van haar bekering ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
18.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres de gestelde problemen vanwege haar bekering niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank legt hierna uit waarom dat zo is.
18.2.
Voorop staat dat eiseres haar asielrelaas niet met documenten heeft onderbouwd. Gelet op de verschillende momenten waarop documenten kunnen zijn afgegeven, heeft verweerder dit wel van eiseres mogen verwachten. Immers, haar echtgenoot zou in het verleden al gedetineerd zijn geweest, zijn uitgeverij zou verzegeld zijn, hij zou christelijke stukken via de drukkerij van eiseres hebben geprint en de zus van eiseres zou meerdere malen een oproep hebben gehad voor een ondervraging. Weliswaar wijst eiseres er terecht op dat het vanuit Nederland niet mogelijk is om toegang te krijgen tot officiële documenten wanneer zij zich niet op Iraans grondgebied begeeft, [25] maar verweerder stelt terecht dat eiseres als onderbouwing ook andere, niet-officiële documenten had kunnen overleggen die wel door haar te raadplegen zijn. De stelling van eiseres dat verweerder deze documenten niet zal meenemen in zijn beoordeling omdat deze documenten niet afkomstig zijn uit een objectief verifieerbare bron, volgt de rechtbank niet. Uit werkinstructie 2014/10 over de inhoudelijke asielbeoordeling volgt immers dat als uitgangspunt bij een eerste asielaanvraag geldt dat indien de authenticiteit van documenten niet kan worden vastgesteld, dit niet ten nadele van de vreemdeling mag worden gebruikt. Aangezien het in de eerste plaats aan eiseres is om haar asielrelaas met documenten te onderbouwen en niet is gebleken dat dit voor eiseres in z’n geheel niet mogelijk is, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat in dit geval geen grond bestaat om een individueel ambtsbericht uit te brengen over de situatie van de echtgenoot van eiseres.
18.2.1.
Bij de zienswijze heeft eiseres uiteindelijk een kopie van een aanzeggingsbrief overgelegd die zij van haar moeder uit Iran heeft ontvangen. Tijdens de beroepsfase heeft eiseres vervolgens de originele aanzeggingsbrief overgelegd. Op 22 december 2021 heeft Bureau Documenten de brief onderzocht. Uit dit onderzoek volgt dat er onregelmatigheden zijn aangetroffen in de opmaak en afgifte en dat de brief daarom mogelijk niet door de daartoe bevoegde instantie is opgemaakt. Eiseres heeft hiertegen niets ingebracht. Verweerder hoeft aan deze brief daarom niet de waarde te hechten die eiseres eraan gehecht wenst te zien. Daarbij komt dat verweerder het bevreemdend heeft mogen vinden dat eiseres een kopie van deze brief pas op 25 april 2021 bij de zienswijze heeft overgelegd, terwijl eiseres heeft aangegeven dat haar moeder deze brief al in november 2018 heeft ontvangen. Ook hiervoor heeft eiseres geen plausibele verklaring gegeven.
18.3.
Verweerder werpt eiseres daarnaast terecht tegen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de arrestatie van haar echtgenoot op het vliegveld. Zo heeft eiseres in het aanmeldgehoor verklaard dat zij samen met haar echtgenoot was en dat ze bij de controle gehoord hebben dat haar echtgenoot moest wachten omdat iets moest worden uitgezocht. Haar echtgenoot heeft toen tegen haar gezegd dat ze door moest lopen, waarna eiseres hem nog verschillende dingen tegen de mensen heeft horen zeggen. [26] Maar in het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat zij eerst met haar zoontje naar binnen is gegaan en haar echtgenoot hen expres pas een uur later is gevolgd, zodat zij niet samen waren. Ook heeft eiseres verklaard dat zij in een wachtruimte zat die met glas was afgesloten en dat zij de arrestatie van haar echtgenoot door deze glazen muur heeft gezien. [27] Hieruit volgt niet dat zij haar echtgenoot nog heeft horen praten. Deze tegenstrijdigheid is door eiseres ook niet bestreden.
Verder werpt verweerder eiseres terecht tegen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de oproepen die haar zus heeft ontvangen van de Iraanse autoriteiten. Enerzijds heeft eiseres namelijk verklaard dat haar zus na haar ontslag een paar keer een oproep heeft gekregen waar zij niet op in was gegaan. [28] Anderzijds heeft eiseres, nadat haar gevraagd is wat voor oproep dit betrof, verklaard dat het vragen waren over met wie haar zus omging in Iran en of zij informatie had over eiseres. Verweerder stelt niet ten onrechte dat niet valt in te zien hoe haar zus dan wel eiseres van deze informatie op de hoogte zou zijn indien haar zus geen gehoor aan de oproepen zou hebben gegeven.
De rechtbank volgt verweerder echter niet in zijn standpunt dat eiseres tegenstrijdig zou hebben verklaard over of alleen haar moeder, of zowel haar moeder en zus door de autoriteiten zijn verhoord. Aangezien eiseres hierover in de gehoren consistent heeft verklaard, volgt de rechtbank de uitleg van eiseres dat haar gemachtigde bij de nabespreking van het nader gehoor en de correcties en aanvullingen op het nader gehoor een fout heeft gemaakt. Desalniettemin doen de reeds genoemde tegenstrijdige verklaringen van eiseres over de oproep van haar zus afbreuk aan de geloofwaardigheid op dit punt.
18.4.
Verweerder stelt zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt dat het opvallend is dat de echtgenoot van eiseres tot aan zijn vertrek zonder verdere problemen in de drukkerij van eiseres, welke drukkerij eerst van hem was, heeft kunnen werken. Volgens eiseres was haar echtgenoot verantwoordelijk voor het printen van teksten in haar drukkerij. [29] Dit terwijl eiseres heeft verklaard dat de drukkerij van haar echtgenoot vanwege zijn problemen met de autoriteiten is verzegeld en hij geen toestemming meer kreeg om te werken in deze richting. [30] Verweerder stelt daarom niet ten onrechte dat het niet aannemelijk is dat de echtgenoot van eiseres zijn drukkerijwerkzaamheden ongestoord heeft kunnen voortzetten indien hij in het verleden vanwege dergelijke werkzaamheden al eens in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten heeft gestaan.
18.5.
Verder stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat de overgelegde boarding pass van haar echtgenoot en het document van de vermiste koffer van eiseres onvoldoende concrete aanknopingspunten bieden om de gestelde problemen alsnog geloofwaardig te achten. Verweerder wijst er niet ten onrechte op dat koffers tijdens vluchten regelmatig zoek raken en dat een boarding pass geen inzicht geeft in de verdere reis van de echtgenoot van eiseres. Dat iemand beschikt over een boarding pass en heeft ingecheckt op het vliegtuig betekent immers niet zonder meer dat iemand het vliegtuig ook daadwerkelijk heeft betreden.
18.6
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres ten onrechte tegenwerpt dat zij een week gewacht heeft met het indienen van haar asielaanvraag. In de door eiseres aangevoerde omstandigheden dat haar zoontje helemaal over de toeren was vanwege de arrestatie van haar echtgenoot, dat het de bedoeling van eiseres en haar echtgenoot was om naar Canada te gaan en dat zij eenmaal in Nederland nog heeft gewacht of haar echtgenoot na zou komen, ziet de rechtbank verschonende omstandigheden voor het niet direct aanvragen van asiel toen eiseres in Nederland is aangekomen. Maar aangezien dit geen dragende overweging is van het bestreden besluit, laat dit onverlet dat de gestelde problemen van eiseres door verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig worden bevonden.
Conclusie over het relevante element ‘problemen als gevolg van de bekering’
19. De conclusie is dat verweerder de door eiseres gestelde problemen die zij en haar echtgenoot hebben ondervonden vanwege haar bekering, ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De beroepsgrond slaagt niet.
Afvalligheid
Toetsingskader
20. Verweerder heeft de afvalligheid van eiseres in eerste instantie beoordeeld in het bestreden besluit en in de aanvullende motivering van 14 september 2021 en heeft hierbij werkinstructie 2019/18 als uitgangspunt genomen. Naar aanleiding van de Afdelingsuitspraken van 19 januari 2022 [31] heeft verweerder bovengenoemde werkinstructie inmiddels vervangen door werkinstructie 2022/3 over bekeerlingen en afvalligen. Aangezien het bestreden besluit en de aanvullende motivering van 14 september 2021 dateren van vóór de Afdelingsuitspraken van 19 januari 2022 en de nieuwe werkinstructie van verweerder, is de afvalligheid van eiseres niet volledig getoetst in overeenstemming met de nieuwe werkinstructie. Verweerder heeft daarom op dit punt een nieuwe aanvullende motivering uitgebracht op 10 maart 2022.
20.1.
Uit werkinstructie 2022/3 volgt dat verweerder de afvalligheid als afzonderlijk asielmotief op een vergelijkbare wijze beoordeelt als een bekering en richt zich op drie elementen om de geloofwaardigheid ervan te toetsen: (i) proces, (ii) kennis en (iii)
activiteiten. Er zijn echter wel verschillen tussen de beoordeling van de verklaringen over een bekering en afvalligheid. Zo kan van afvalligen niet in alle gevallen verwacht worden dat zij kennis over afvalligheid bezitten of dat een vreemdeling activiteiten heeft verricht in het kader van zijn afvalligheid. Daarnaast zal verweerder ook in de beoordeling moeten betrekken hoe de vreemdeling zich in zijn land van herkomst heeft gedragen, hoe hij zich in Nederland gedraagt, waarom het uiten van de zijn afvalligheid belangrijk voor hem is en wat de redenen zijn van deze uitingen en of dit past bij de overige verklaringen over de afvalligheid. Ook is het van belang om vast te stellen of een vreemdeling in zijn persoonlijke levenssfeer en (religieuze) identiteit geraakt wordt door zich te conformeren aan de gebruiken en handelingen die in zijn land van herkomst van hem verlangd worden. Hiervoor is het belangrijk om te vragen waarom en of de eventuele toekomstige uitingen voor iemand belangrijk zijn.
Is de aanvullende motivering van 10 maart 2022 onzorgvuldig tot stand gekomen?
21. Eiseres betoogt in dit kader allereerst dat verweerder met de handelswijze rondom de aanvullende motivering van 10 maart 2022 in strijd heeft gehandeld met artikel 3.113, tweede lid, van het Vb 2000. Eiseres had eerst aanvullend gehoord moeten worden over haar afvalligheid en verweerder had een voornemen moeten uitbrengen voordat een besluit over haar afvalligheid genomen had kunnen worden. Door dit niet te doen is eiseres de mogelijkheid ontnomen om correcties en aanvullingen in te dienen, een zienswijze uit te brengen en eventueel andere onderbouwende stukken te overleggen.
21.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet in strijd gehandeld met artikel 3.113, tweede lid, van het Vb 2000. Zoals reeds overwogen is de aanvullende motivering van 10 maart 2022 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. [32] Eiseres is op 25 augustus 2021 al aanvullend gehoord over hoe zij zich in Iran zal opstellen als afvallige en waarom dit voor haar van belang is. Ook heeft verweerder tijdens de eerdere gehoren gevraagd hoe eiseres zich in Iran uitte en welke activiteiten zij in Nederland uitvoert. Het is daarom niet gebleken dat eiseres in haar belangen is geschaad door niet (nogmaals) aanvullend gehoord te worden over haar afvalligheid. De beroepsgrond slaagt niet.
Beoordeling van de zwaarwegendheid van de afvalligheid
22. Eiseres betoogt verder dat verweerder haar afvalligheid niet aan de hand van de logische opbouw zoals deze volgt uit de werkinstructie heeft beoordeeld. Uit werkinstructie 2022/3 volgt immers dat bij afvalligheid dezelfde pijlers moet worden onderzocht als bij een bekering. Deze logische aanpak ontbreekt bij de beoordeling. Verder heeft verweerder volgens eiseres –kort gezegd– onvoldoende gemotiveerd dat het ongeloofwaardig is dat haar afvalligheid een essentieel onderdeel is van haar leven en van belang is voor het behoud van haar (religieuze) identiteit. Eiseres begrijpt niet dat verweerder vindt dat haar afvalligheid geen onderdeel zou zijn van haar identiteit. Zij is al zo’n lange tijd afvallig dat dit onderdeel is geworden van haar leven, haar gedachten en haar geloofsovertuiging. Eiseres geeft aan dat zij zich überhaupt niet meer bezig wil houden met de islam aangezien zij nu christen is. Het mag duidelijk zijn dat het christelijk zijn de afvalligheid insluit.
22.1.
De rechtbank brengt (nogmaals) in herinnering dat, gelet op het overwogene onder 3.2, dat het bestreden besluit op dit onderdeel ondeugdelijk gemotiveerd is. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat verweerder met de aanvullende motiveringen van 14 september 2021 en van 10 maart 2022 de afvalligheid in overeenstemming met werkinstructie 2022/3 beoordeeld heeft. Voorop staat dat verweerder de afvalligheid van eiseres
an sichgeloofwaardig heeft bevonden. Het onderzoek naar en de weging van de pijlers in het kader van de afvalligheid heeft, zoals de rechtbank de werkinstructie begrijpt, al plaatsgevonden bij verweerders beoordeling van de geloofwaardigheid van de afvalligheid. Aangezien verweerder de geloofwaardig bevonden afvalligheid als uitgangspunt heeft genomen bij de beoordeling van of de uiting van de afvalligheid een essentieel onderdeel is van het leven van eiseres en in hoeverre deze uiting van belang is voor het behoud van haar religieuze identiteit, hoeft naar het oordeel van de rechtbank in dat kader geen kenbare weging plaats te vinden van de beoordeling van die pijlers. Uit de werkinstructie volgt vervolgens dat van belang is om te onderzoeken hoe eiseres zich bij terugkeer zal gedragen, de geloofwaardige uitingen hierbij mee te wegen, te bezien welke beperkingen dit met zich mee zou brengen en welke gevolgen dat voor haar zou hebben en wat het voor eiseres zou betekenen om te conformeren aan de heersende religie. Relevant daarbij is of eiseres zich in het verleden wel heeft geconformeerd aan activiteiten, tradities of handelingen die horen bij de binnen haar maatschappij of cultuur heersende geloofsovertuiging. [33] De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit op de juiste manier getoetst heeft. Hiervoor is het volgende van belang.
22.2.
Verweerder heeft zich voldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het ongeloofwaardig is dat de afvalligheid van eiseres een essentieel onderdeel is van haar leven en van belang is voor het behoud van haar (religieuze) identiteit. Verweerder stelt niet ten onrechte dat niet is gebleken dat eiseres zich in Iran daadwerkelijk als afvallige heeft geuit. Eiseres heeft immers enkel verklaard dat zij na haar huwelijk in 2006/2007 de verplichtingen binnen de islam niet meer uitvoerde. [34] Verweerder wijst terecht op de informatie uit het Algemeen Ambtsbericht (AAB) over Iran van februari 2021 waaruit volgt dat een groot deel van de Iraniërs niet erg religieus of praktiserend is. [35] Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat verder niet is gebleken dat eiseres haar afvalligheid in Iran openlijk en actief geuit heeft, dan wel dat zij kritiek heeft gegeven op de islam. Zo heeft eiseres verklaard dat zij in Iran heel voorzichtig was om zich als niet-moslima te uiten omdat zij niet wilde dat mensen achter haar afvalligheid kwamen. [36] Verder volgt uit haar verklaringen dat enkel haar echtgenoot, haar broer [broer] en vijf vrienden van de sportschool, die zelf ook niet echt gelovig zijn, wisten dat zij niet meer in de islam geloofde. [37] Ook heeft verweerder van belang mogen vinden dat uit de verklaringen van eiseres niet is gebleken dat zij problemen heeft ondervonden vanwege haar afvalligheid van de islam. De gestelde problemen van eiseres en haar echtgenoot vanwege de gestelde bekering heeft verweerder bovendien, gelet op het onder 18.1 tot en met 19 overwogene, ongeloofwaardig mogen vinden.
22.3.
Verweerder stelt zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt dat de afvalligheid van eiseres niet geloofwaardig is (enkel) vanwege haar christelijke activiteiten in Nederland. Zoals al voorbij is gekomen onder 15.3 en 16.1.1, is niet in geschil dat eiseres naar de kerk gaat, Bijbelstudies op haar kamer heeft georganiseerd, naar preken luistert, de bijbel leest en twee mensen geëvangeliseerd heeft. [38] Maar aangezien verweerder de bekering van eiseres tot het christendom ongeloofwaardig heeft mogen achten, kan uit deze activiteiten niet (zonder meer) worden opgemaakt dat eiseres zich daarmee als afvallige van de islam uit. Dat eiseres heeft verklaard dat zij bij terugkeer naar Iran haar afvalligheid niet voor zich kan houden, [39] maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft haar hierover mogen tegenwerpen dat zij zich eerder in Iran niet of nauwelijks openlijk heeft uitgelaten over haar afvalligheid en dat eiseres, ondanks meerdere vragen daarover, niet inzichtelijk heeft kunnen maken waarom zij dat nu wel wil doen. De verklaring van eiseres dat zij nu de waarheid in haar leven heeft gevonden, [40] heeft verweerder oppervlakkig en algemeen mogen vinden. Ook de verklaring dat ze de schijnheiligheid zat is en niet meer als hypocriet door het leven wil gaan en niet langer voorschriften wil naleven waar ze niet meer in gelooft, [41] heeft verweerder summier mogen vinden. Daarbij is ook van belang dat eiseres in dit kader voornamelijk heeft verklaard zich juist als christen te willen uiten. Zij wil over het christelijk geloof niet meer haar mond houden en het christelijk geloof actief uitdragen. [42] De bekering heeft verweerder echter niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder overweegt daarom niet ten onrechte dat het ongeloofwaardig is dat eiseres zich op die manier als afvallige van de islam wil en zal uiten.
Daarnaast is van belang dat, aangezien eiseres zo stellig is over dat zij bij terugkeer naar Iran haar afvalligheid niet meer voor zich kan houden, verweerder van haar mag verwachten dat zij kan concretiseren hoe eiseres zich dan precies als afvallige in Iran wil uiten. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres hier niet in is geslaagd. De verklaringen van eiseres dat ze niet meer steeds ‘ja’ wil knikken, dat ze haar leven wil inrichten naar haar eigen geloofsovertuiging en niet naar de geloofsovertuiging van andere mensen en dat zij niet kan stilzitten en anderen wil bevrijden, [43] heeft verweerder algemeen mogen vinden. Verder mag verweerder van eiseres verwachten dat zij persoonlijk maakt waarom het voor haar belangrijk is om zich als afvallige te uiten. Verweerder stelt niet ten onrechte dat de verklaring van eiseres dat zij haar geloof niet voor zich kan houden en anderen hiervan wil overtuigen, algemeen en oppervlakkig is. Eiseres is er met haar verklaringen daarom niet in geslaagd om aannemelijk te maken wat haar precies heeft laten besluiten dat zij zich nu wel als afvallige wil uiten en hoe deze verandering heeft plaatsgevonden. Dat zij al zo’n lange tijd afvallige is dat dit onderdeel is geworden van haar leven, gedachten en geloofsovertuiging is, gelet op het voorgaande, onvoldoende om te concluderen dat de afvalligheid onderdeel zou zijn van haar (religieuze) identiteit.
22.3.1.
De rechtbank constateert verder dat eiseres (wederom) veel van haar verklaringen uit het aanvullend gehoor van 25 augustus 2021 in de beroepsgronden heeft aangevuld en/of verduidelijkt. De rechtbank wenst, wellicht ten overvloede, nogmaals op te merken, zoals al eerder is overwogen onder 9.1 en 13.1, dat de beroepsgronden hiervoor niet bedoeld zijn en dat verweerder voor zijn beoordeling dient uit te gaan van de verklaringen van eiseres zoals deze zijn afgelegd tijdens de gehoren.
Conclusie over de zwaarwegendheid van het relevante element ‘afvalligheid’
23. De conclusie is dat, hoewel niet in geschil is dat de afvalligheid van eiseres geloofwaardig is, verweerder ongeloofwaardig heeft mogen vinden dat de afvalligheid een essentieel onderdeel van het leven en de identiteit van eiseres uitmaakt. Verweerder heeft daarom ook - in het verlengde daarvan - ongeloofwaardig mogen vinden dat de afvalligheid voor eiseres van belang is voor het behoud van haar religieuze identiteit. De beroepsgrond slaagt niet.
Risico’s bij terugkeer naar Iran
24. Eiseres voert aan dat zij niet meer bereid is haar afvalligheid en bekering tot het christendom onder stoelen of banken te steken, ook niet ten opzichte van de Iraanse autoriteiten. Daarom zal zij grote gevaren lopen. Zij heeft een afkeer van de islam en zal bij terugkeer naar Iran mensen wakker willen schudden over de islam. Bij aankomst op de luchthaven in Iran zal zij worden bevraagd over haar asielaanvraag in Nederland en zal er door de Iraanse autoriteiten over haar bekering streng worden doorgevraagd. Zowel haar bekering tot het christendom als de afvalligheid zal zij niet verloochenen en daarom zal zij weigeren de onthoudingsverklaring te tekenen waarin zij belooft zich conform de islam te zullen gedragen. Eiseres voert aan dat het helemaal ongewis is wat er dan vervolgens met iemand zal gebeuren. [44] Bovendien is haar man eerder gearresteerd en heeft eiseres een aandeel gehad in zijn activiteiten en hebben de Nederlandse autoriteiten eiseres al eens gepresenteerd bij de Iraanse autoriteiten, waardoor zij reeds in de negatieve belangstelling staat van de Iraanse autoriteiten. Verder geeft eiseres aan dat zij op Instagram en Youtube teksten plaatst die ofwel over het christendom gaan ofwel zeer kritisch zijn over de islam. Deze uitingen op sociale media zijn extra gevaar zettend voor eiseres bij terugkeer. Ter onderbouwing wijst eiseres op:
- de uitspraak van het British Upper Tribunal van 20 februari 2020; [45]
- een rapportage van dr. Anicée M. van Engeland ten behoeve van de zitting bij de Afdeling van 15 september 2021;
- de zitting van 15 september 2021 waarin de Afdeling aan verweerder een groot aantal vragen heeft gesteld over afvalligheid en atheïsme;
- hoofdstuk 4 van ‘Submission by the Office of the UNHCR in case numbers 202005668/1/V2 and 202102293/1/V2 before the Council of State;
- pagina 124 van het AAB van Iran van februari 2021.
24.1.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Verweerder heeft, zoals hiervoor al is overwogen, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres bekeerd is tot het christendom en dat de afvalligheid van eiseres een essentieel onderdeel is van haar leven en van belang is voor het behoud van haar (religieuze) identiteit. Ook is al eerder overwogen dat verweerder de gestelde problemen die eiseres en haar echtgenoot zouden hebben ondervonden vanwege haar bekering, ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Dat eiseres op het vliegveld ondervraagd zal worden naar de redenen van haar vertrek en asielrelaas, betekent daarom niet zonder meer dat zij bij terugkeer een daadwerkelijk risico loopt op onmenselijke behandeling. Uit de uitspraak van het Upper Tribunal waar eiseres een beroep op doet, blijkt immers, zoals eiseres zelf ook aangeeft, [46] dat als de vreemdeling stelt dat hij een bekering ten grondslag heeft gelegd aan zijn asielaanvraag, hij waarschijnlijk verder zal worden ondervraagd. Weliswaar betoogt eiseres terecht dat, omdat zij al eerder door de Nederlandse autoriteiten bij de Iraanse ambassade is gepresenteerd, de kans groter is dat zij door de Iraanse autoriteiten bevraagd zal worden. Maar dit betekent niet dat zij zonder meer in de (verhoogde) negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten staat, in ieder geval niet meer dan andere afgewezen asielzoekers die terugkeren naar Iran. De rechtbank ziet hierin geen concrete aanknopingspunten voor de conclusie dat eiseres bij terugkeer een reëel gevaar loopt op mishandeling. Naar verwachting zal haar bij aankomst op het vliegveld gevraagd worden om een verklaring te ondertekenen waarin zij afstand doet van haar gestelde bekering. Indien zij ervoor kiest de verklaring te ondertekenen, zal de ondervraging - volgens de uitspraak van het British Upper Tribunal - in het algemeen kort zijn en zal zij snel weer worden vrijgelaten. [47] Naar het oordeel van de rechtbank mag verweerder, gelet op de ongeloofwaardig bevonden bekering, van eiseres verwachten dat zij een dergelijke verklaring ondertekent.
Uit de uitspraak blijkt verder dat gevaar voor onmenselijke behandeling bij nadere ondervraging aan de orde is als sprake is van (niet limitatieve) risicofactoren zoals dat eerder negatief contact is geweest met de Iraanse veiligheidsdiensten, of dat de vreemdeling een persoon is die van belang is voor de Iraanse autoriteiten, of dat sprake is van actieve betrokkenheid bij Iraanse huiskerken of openlijke uitingen op sociale media waarin het christendom wordt gepromoot. [48] Verweerder stelt niet ten onrechte dat uit de verklaringen van eiseres niet volgt dat zij eerder in de negatieve belangstelling heeft gestaan van de Iraanse autoriteiten of dat zij voor hen een persoon van belang is. Dat eiseres op sociale media uitlatingen heeft gedaan over het christendom dan wel kritisch is geweest over de islam, maakt het voorgaande niet anders. Eiseres heeft immers aangegeven dat haar Instagram account (inmiddels) is afgeschermd en enkel voor haar volgers toegankelijk is. Verweerder heeft op de zitting niet ten onrechte gesteld dat het niet aannemelijk is dat de Iraanse autoriteiten daarvan op de hoogte zullen komen aangezien het account niet publiek toegankelijk is. Over de (openbare) kritiek die eiseres onder een kritisch YouTube filmpje over de islam heeft geplaatst stelt verweerder niet ten onrechte dat evenmin aannemelijk is dat de Iraanse autoriteiten van deze reactie op de hoogte zullen zijn of daar onderzoek naar zullen doen indien eiseres op het vliegveld ondervraagt wordt en bereid is de onthoudingsverklaring te tekenen. Daarbij komt, zo stelt verweerder niet ten onrechte, dat eiseres het risico dat de autoriteiten op de hoogte kunnen komen van haar kritische uitlating, zelf over zich heen roept door het op een openbare plek te plaatsen.
24.2.
Verweerder stelt daarnaast terecht dat uit de verklaringen van eiseres evenmin volgt dat zij vanwege haar afvalligheid een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Iran. Het is immers niet gebleken dat haar afvalligheid bij de Iraanse autoriteiten bekend is. Bovendien heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de afvalligheid van eiseres geen essentieel onderdeel is van haar leven en identiteit. Bij terugkeer naar Iran mag verweerder daarom van eiseres verwachten dat zij zich, ook in het kader van haar afvalligheid, terughoudend opstelt om niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten of derden te komen. Dat er wellicht inmiddels meer mensen afweten van de afvalligheid van eiseres maakt dit niet anders. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zich daardoor niet meer terughoudend kan opstellen ten aanzien van haar afvalligheid. Uit de informatie uit het AAB, waar verweerder in de aanvullende motivering van 10 maart 2022 terecht op wijst, volgt dat een groot deel van de Iraniërs niet erg religieus of praktiserend is. Ongeveer zestig procent van de Iraniërs voert de verplichte dagelijkse rituele gebeden niet uit. [49] Gelet hierop is het niet aannemelijk dat eiseres door het niet praktiseren van de islam in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten zal komen te staan. Het betoog van eiseres dat verweerder voornamelijk gekeken heeft naar hoe eiseres zich in het verleden als afvallige heeft gedragen terwijl vrees voor vervolging een toekomstig begrip is, slaagt evenmin. Uit de aanvullende motivering van 10 maart 2022 volgt immers dat verweerder ook ruimschoots, dan niet meer, aandacht heeft besteed aan de vraag hoe eiseres zich in de toekomst, na terugkeer naar Iran, wil uiten als afvallige. [50] Verweerder heeft deze verklaringen wel in perspectief mogen plaatsen van de wijze van uiting van de afvalligheid toen zij nog in Iran woonde. De beroepsgrond slaagt niet.
Behoren tot een risicogroep
25. Eiseres betoogt verder onder verwijzing naar WBV 2019/12 [51] dat zij vanwege haar (actieve) afvalligheid behoort tot een risicogroep. Volgens eiseres is sprake van geringe indicaties die aannemelijk maken dat zij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Zoals volgt uit het arrest X, Y en Z tegen Duitsland van 5 september 2012, [52] mag verweerder niet van eiseres verwachten om haar afvalligheid voor de Iraanse autoriteiten te verbergen. Dit is onjuist en in strijd met het Vluchtelingenverdrag.
25.1.
Het betoog van eiseres slaagt niet. Om verdere herhaling te voorkomen verwijst de rechtbank ter onderbouwing van waarom verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar afvalligheid in Iran actief zal uitdragen, waardoor zij evenmin tot een risicogroep behoort, naar dat wat is overwogen onder 21.2 en 21.3.
Belang van het kind
26. Eiseres voert aan dat op grond van artikel 3 van het IVRK en artikel 24, tweede lid, van het Handvest, het belang van haar kind op de eerste plaats hoort te staan. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat na de traumatische ervaringen van haar zoontje geen deskundige wordt geraadpleegd. Zij heeft met documenten onderbouwd dat haar zoontje het bijzonder moeilijk heeft. Een uitzetting zou hij niet meer aankunnen.
26.1.
De rechtbank erkent dat het zoontje van eiseres kwetsbaar is en een moeilijke periode achter de rug heeft. Maar wat daar ook van zij, de verplichting voor verweerder om de belangen van het kind te betrekken gaat niet zo ver dat het zoontje van eiseres niet meer mag worden uitgezet of zelfs een verblijfsvergunning zou moeten krijgen. [53] Verweerder stelt bovendien terecht dat het in het belang van haar zoontje is dat hij bij eiseres, zijn moeder, kan blijven. Niet is daarom gebleken dat verweerder onvoldoende blijk heeft gegeven van de belangen van het minderjarige zoontje van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Tot slot
27. De rechtbank heeft uit het dossier opgemaakt dat er voorafgaand aan de behandeling van het beroep in deze zaak van alles is voorgevallen, – nog los van hetgeen in deze uitspraak door de rechtbank beoordeeld is – waaronder meerdere malen een verzoek van verweerder om de behandeling van het beroep (om verscheidene redenen) aan te houden, het kwijtraken van een document dat onderzocht zou worden door Bureau Documenten (dat uiteindelijk ook weer teruggevonden is) en dat eiseres tijdens haar beroepsprocedure gepresenteerd zou worden bij de Iraanse ambassade (terwijl er dus nog helemaal geen uitspraak was van de rechtbank in deze beroepsprocedure). Eiseres en gemachtigde hebben hierover in de beroepsgronden en op de zitting hun ongenoegen geuit. De rechtbank begrijpt deze frustraties en ook de gemachtigde van verweerder heeft op de zitting erkend dat een en ander in de procedure van eiseres niet goed is verlopen. Dat betekent echter niet dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onrechtmatig is.
Conclusie en gevolgen
28. Zoals onder 3.2 is overwogen, is het beroep gegrond en zal het bestreden besluit vernietigd worden. Gelet op dat wat onder 5 tot en met 25.1 is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
28.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank ziet vanwege de omvang en complexiteit van deze procedure, onder meer vanwege twee aanvullende motiveringen, aanleiding om een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, twee maal 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke reactie op de aanvullende motivering van verweerder en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.277.-
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Scherff, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.H.M. Aben, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Eiseres wijst op de tweede alinea en de vierde alinea van pagina 7 van het aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
3.Pagina 7, derde en vierde alinea, aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
4.Pagina 9, derde alinea, , aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
5.Zie pagina 4, vierde alinea en pagina 7 derde en vierde alinea, aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
6.Pagina 7, derde en vierde alinea, aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
7.Zie artikel 16 van de Procedurerichtlijn.
8.Vergelijk met ABRvS 14 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2959.
9.Pagina 9, vijfde alinea, nader gehoor van 27 oktober 2020.
10.Pagina 9, eerste alinea, aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
11.Zie hierover werkinstructie 2014/10, paragraaf 3.2.1.1.
12.Pagina 7, derde alinea, aanvullend gehoor van 22 februari 2021.
13.Eiseres verwijst naar een rapport van mei 2021 van Open Door: Iran: The reality for Christians -
14.Onderaan pagina 17 tot halverwege pagina 18, aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
15.Pagina 15, laatste alinea, aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
16.Pagina 19, laatste alinea, pagina 20, eerste alinea, aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
17.Pagina 10, aanvullend gehoor van 22 februari 2021.
18.Pagina 13, aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
19.Eiseres wijst op pagina 10, laatste alinea, nader gehoor van 27 oktober 2020.
20.Pagina 13, tweede en derde alinea, aanvullend gehoor van 26 januari 2021.
21.Zaaknummer NL21.5080 (niet gepubliceerd).
23.Laatste alinea, pagina 7 van het voornemen, pagina 8 van de aanvullende motivering van 10 maart 2022.
25.Zie ‘ACCORD - Austrian Centre for Country of Origin and Asylum Research and Documentation: Anfragebeantwortung zum Iran: Überprüfung des Status von an iranischen Gerichten'
26.Pagina 9, zevende alinea, aanmeldgehoor van 21 augustus 2018.
27.Pagina 11, vierde alinea, nader gehoor van 27 oktober 2020.
28.Pagina 12 en 13, aanvullend gehoor van 22 februari 2021.
29.Pagina 16, tiende alinea, aanvullend gehoor van 22 februari 2021.
30.Pagina 15, vierde alinea 4, aanvullend gehoor van 22 februari 2021.
32.Voor de motivering hiervan verwijst de rechtbank kortheidshalve naar dat wat is overwogen onder 3.1.
33.Zie pagina 18 van werkinstructie 2022/3.
34.Pagina 16, nader gehoor van 27 oktober 2020.
35.Pagina 97-98.
36.Pagina 3 en 4, aanvullend gehoor van 25 augustus 2021.
37.Pagina 7, aanvullend gehoor van 25 augustus 2021.
38.Pagina 5 en pagina 11, aanvullend gehoor, van 22 februari 2021.
39.Correcties en aanvullingen op het aanvullend gehoor van 25 augustus 2021.
40.Pagina 8, aanvullend gehoor van 25 augustus 2021.
41.Pagina 7, aanvullend gehoor van 25 augustus 2021.
42.Pagina 9 en 10, aanvullend gehoor van 25 augustus 2021.
43.Pagina 8, aanvullend gehoor van 25 augustus 2021.
44.Eiseres wijst op pagina 124 van het Algemeen Ambtsbericht Iran van februari 2021.
45.PS (Christianity - risk) Iran CG [2020] UKUT 00046 (IAC), vindplaats https://www.refworld.org/cases,GBR_UTIAC,5e53bc644.html.
46.Zie de uitspraak van het British Upper Tribunal van 20 februari 2020, overweging 111.
47.Ibid, overweging 111.
48.Ibid, overweging 116.
49.AAB Iran, pagina 97 en 98.
50.Zie de aanvullende motivering van 10 maart 2022, pagina 4, 5 en 6.
51.Staatscourant 26 juli 2019, nr. 42462.
52.De arresten van het Hof van Justitie van 5 september 2012, in de gevoegde zaken C-71/11 en C-99/11, Bondsrepubliek Duitsland tegen Y en Z, ECLI:EU:C:2012:518, punten 70-71.
53.Vergelijk met ABRvS 24 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2815.