Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 10 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond. Daarnaast heeft verweerder eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en geen uitstel van vertrek verleend.
Overwegingen
elkeinconsistentie uit de vele omvangrijke gehoren in de procedure van eiseres te confronteren. [8] Eiseres heeft immers ook de mogelijkheid om uit eigen beweging, bijvoorbeeld door middel van correcties en aanvullingen op de gehoren, datgene naar voren te brengen wat zij ter onderbouwing van haar asielaanvraag van belang acht. Bovendien heeft eiseres in de zienswijze voldoende gelegenheid gehad om op de door verweerder in het voornemen tegengeworpen inconsistenties te reageren. Dit betoog slaagt dus niet.
an sichspecifiek iets met het christelijk geloof dan wel de onvoorwaardelijke liefde van God te maken hoeft te hebben en kan ook een gevolg zijn van de leefomstandigheden in het Azc waar eiseres (en andere asielzoekers) al langere tijd in verkeert, ook mede als gevolg van de coronapandemie. Gelet hierop heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat deze uiting van onvoorwaardelijke liefde het gevolg is van haar bekering tot het christendom. Hetzelfde geldt voor de gedragingen die zij noemt in de zienswijze en in beroep. Vanwege het ingrijpende karakter van een bekering mocht verweerder meer van eiseres verwachten dan enkel dat zij geen tegenprestaties meer vraagt voor de dingen die zij voor anderen doet. Dit betoog slaagt niet.
an sichgeloofwaardig heeft bevonden. Het onderzoek naar en de weging van de pijlers in het kader van de afvalligheid heeft, zoals de rechtbank de werkinstructie begrijpt, al plaatsgevonden bij verweerders beoordeling van de geloofwaardigheid van de afvalligheid. Aangezien verweerder de geloofwaardig bevonden afvalligheid als uitgangspunt heeft genomen bij de beoordeling van of de uiting van de afvalligheid een essentieel onderdeel is van het leven van eiseres en in hoeverre deze uiting van belang is voor het behoud van haar religieuze identiteit, hoeft naar het oordeel van de rechtbank in dat kader geen kenbare weging plaats te vinden van de beoordeling van die pijlers. Uit de werkinstructie volgt vervolgens dat van belang is om te onderzoeken hoe eiseres zich bij terugkeer zal gedragen, de geloofwaardige uitingen hierbij mee te wegen, te bezien welke beperkingen dit met zich mee zou brengen en welke gevolgen dat voor haar zou hebben en wat het voor eiseres zou betekenen om te conformeren aan de heersende religie. Relevant daarbij is of eiseres zich in het verleden wel heeft geconformeerd aan activiteiten, tradities of handelingen die horen bij de binnen haar maatschappij of cultuur heersende geloofsovertuiging. [33] De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit op de juiste manier getoetst heeft. Hiervoor is het volgende van belang.