202206941/2/R3.
Datum uitspraak: 20 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 oktober 2022 in zaak nr. 22/2873 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn.
Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2021 heeft het college aan [partij] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een fietsbrug tussen de Voorweg en het zogenoemde Pot- en Containerteelt-terrein (hierna: het PCT-terrein) in Hazerswoude-Dorp.
Bij besluit van 22 april 2022 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
[verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 april 2022.
Bij tussenuitspraak van 29 juni 2022 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld een in die uitspraak geconstateerd gebrek aan het besluit van 22 april 2022 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft [partij] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een fietspad met fietsbrug om de Voorweg met het PCT-terrein te verbinden.
Bij besluit van 9 september 2022 heeft het college deze omgevingsvergunning verleend.
[verzoeker] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het college het gebrek heeft hersteld.
Bij uitspraak van 19 oktober 2022 (hierna: de einduitspraak) heeft de rechtbank het door [verzoeker] tegen het besluit van 22 april 2022 ingestelde beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van 22 april 2022 vernietigd, voor zover daarbij geen aanlegvergunning is verleend. Verder heeft de rechtbank het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 9 september 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank de zienswijze van [verzoeker] doorgezonden naar het college om in behandeling te nemen als bezwaarschrift. Deze einduitspraak is ook aangehecht.
[verzoeker] heeft tegen de einduitspraak hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 5 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek op een zitting besproken. Op deze zitting is met partijen afgesproken dat voorlopig geen werkzaamheden zullen worden verricht voor de fietsbrug en het fietspad. Verder is afgesproken dat het college zo spoedig mogelijk een besluit op het bezwaar van [verzoeker] tegen het besluit van 9 september 2022 neemt en deze aan de andere partijen en de voorzieningenrechter toestuurt. Ook is afgesproken dat [verzoeker] de gelegenheid krijgt op het besluit op bezwaar te reageren en dat vervolgens een nadere zitting wordt gepland, zodat daar ook het nieuwe besluit op bezwaar en de gronden van [verzoeker] daartegen kunnen worden besproken. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek geschorst.
Bij besluit van 17 januari 2023 heeft het college het bezwaar van [verzoeker] tegen het besluit van 9 september 2022 ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op een nadere zitting behandeld op 14 november 2023, waar [verzoeker] en het college, vertegenwoordigd door J.A. Bos en J. van der Velden, zijn verschenen. Ook is [partij] op de zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:4694, heeft de Afdeling op het hoger beroep van [verzoeker] beslist. Dat betekent dat niet langer sprake is van een geding. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wordt daarom afgewezen. 2. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.
w.g. Van Ettekoven
voorzieningenrechter
w.g. Perlot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023
952