ECLI:NL:RBDHA:2022:10795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
22-2873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor aanleg fietsbrug en fietspad

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor de aanleg van een fietsbrug en fietspad behandeld. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de vergunning die op 7 september 2021 was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. Na een tussenuitspraak op 29 juni 2022, waarin het college werd opgedragen om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen, heeft het college op 9 september 2022 een nieuwe omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een fietspad met fietsbrug. Eiser heeft hierop gereageerd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat het beroep tegen de nieuwe vergunning ongegrond is, omdat er geen onrechtmatigheid is vastgesteld ten aanzien van de fietsbrug. De voorzieningenrechter verklaart het beroep tegen het eerdere besluit gegrond, omdat daarin geen aanlegvergunning was verleend, en vernietigt dat besluit voor zover nodig. Tevens wordt bepaald dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2873

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn)(het college)
(gemachtigde: E. Falan).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij] B.V.te [vestigingsplaats] .
(vergunninghoudster)

Procesverloop

Het college heeft met het besluit van 7 september 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een fietsbrug tussen de Voorweg en het Pot- en Containerteeltgebied (PCT-gebied) te Hazerswoude-Dorp. Met het bestreden besluit van 22 april 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij dit besluit gebleven (bestreden besluit 1).
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter van de rechtbank gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben nadere stukken overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en [A] en [B] , als waarnemers van de gemachtigde van het college.
In de tussenuitspraak van 29 juni 2022 (de tussenuitspraak) heeft de voorzieningenrechter het college in de gelegenheid gesteld om binnen 10 weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak op 9 september 2022 alsnog een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een fietspad met fietsbrug (bestreden besluit 2). Eiser heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De voorzieningenrechter blijft bij al wat hij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de voorzieningenrechter niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De voorzieningenrechter verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
2.1
In de tussenuitspraak heeft de voorzieningenrechter, kort gezegd, overwogen dat het college vergunninghoudster met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de gelegenheid had moeten bieden om de aanvraag in die zin aan te vullen, dat deze tevens betrekking heeft op de activiteit, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (aanlegvergunning) en daarop vervolgens te beslissen.
2.2
Het college heeft op 2 september 2022 een (aanvullende) aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen. Het betreft het aanleggen van een fietspad met fietsersbrug op de locatie Voorweg, perceel D/1660 te Hazerswoude-Dorp. Met het bestreden besluit 2 heeft het college de gevraagde aanlegvergunning verleend.
2.3
Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 2, nu er geen aanwijzing is dat partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
3.1
Eiser voert in de zienswijze van 1 oktober 2022 aan dat het college nu een omgevingsvergunning heeft verleend voor het aanleggen van een fietspad met fietsbrug, terwijl de in de tussenuitspraak gegeven mogelijkheid tot herstel alleen bedoeld was voor de fietsbrug en niet voor het fietspad.
3.2
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voert eiser weliswaar terecht aan dat bestreden besluit 2 een grotere reikwijdte heeft dan bestreden besluit 1, maar nu gesteld noch gebleken is dat bestreden besluit 2 ten aanzien van de fietsbrug onrechtmatig is, is het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek daarmee hersteld. De voorzieningenrechter concludeert dat het beroep voor zover dat ziet op bestreden besluit 2 ongegrond is.
4.1
Zoals reeds is overwogen onder 7.2 van de tussenuitspraak ligt het tracé van het fietspad in deze procedure niet voor en kunnen eisers bezwaren hiertegen in deze procedure daarom niet aan de orde komen. Dat het door het college genomen bestreden besluit 2 naast de fietsbrug tevens betrekking heeft op de aanleg van het fietspad maakt dat niet anders.
4.2
De voorzieningenrechter ziet hierin overigens wel aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, eisers zienswijze van 1 oktober 2022 op grond van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb ter verdere behandeling als bezwaar door te sturen naar het college. Het college zal daarop binnen de wettelijk voorgeschreven termijn een beslissing moeten nemen.
5.1
Gelet op de tussenuitspraak, is het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit 1 gegrond en moet dat besluit worden vernietigd, voor zover daarin geen aanlegvergunning is verleend.
5.2
Omdat het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit 1 gegrond is, bepaalt de voorzieningenrechter dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit 1 gegrond;
- vernietigt dat besluit voor zover daarbij geen aanlegvergunning is verleend;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit 2 ongegrond;
- bepaalt dat de door eiser tegen bestreden besluit 2 ingediende zienswijze wordt doorgezonden naar het college ter behandeling als bezwaarschrift;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.