ECLI:NL:RVS:2023:4653
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 december 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had een opvolgende aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 februari 2022 niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Jansen, heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 4 december 2023 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van asielprocedures en de beoordeling van voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke zaken.