ECLI:NL:RBDHA:2023:19078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL22.2882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op basis van niet-ontvankelijkheid en authenticiteit van documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende vreemdeling, zijn opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had eerder asielaanvragen ingediend in Nederland, maar deze waren niet succesvol. De huidige aanvraag was gebaseerd op een dreigbrief die hij had overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat deze brief geen nieuw element of bevinding was die de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergrootte. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel Bureau Documenten als het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) niet in staat waren om de authenticiteit van de dreigbrief vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de eiser tegenstrijdig waren en dat er geen onderbouwing was voor de veronderstelling dat de dreigbrief verband hield met zijn familie in Amerika. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk was en verklaarde het beroep ongegrond. De eiser werd ook niet gevolgd in zijn verzoek om proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2882

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], V-nummer: [Nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hanina. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft eerder in 2007, 2014, 2017 en 2018 asielaanvragen ingediend in Nederland. Deze aanvragen hebben niet geleid tot de verlening van een verblijfsvergunning. Op 26 oktober 2019 heeft eiser de huidige, vijfde asielaanvraag ingediend. Hierbij heeft hij een, naar eiser stelt, dreigbrief van [Naam 2] overgelegd. Met dit document wil eiser het asielrelaas onderbouwen dat hij in zijn tweede asielprocedure naar voren heeft gebracht.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. [1] Verweerder heeft overwogen dat de door eiser overgelegde dreigbrief nieuw is, maar dat dit de kans op internationale bescherming niet aanzienlijk groter maakt. Bureau Documenten kan in verband met het ontbreken van betrouwbaar vergelijkingsmateriaal geen uitspraak doen voor wat betreft de echtheid, opmaak en afgifte van het document en ook niet vaststellen of het document inhoudelijk juist is. Daarom heeft verweerder aan de hand van eisers verklaringen bezien of de authenticiteit van het document aannemelijk is. Verweerder heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is, omdat eisers verklaringen algemeen van aard en tegenstrijdig zijn. Ook is het volgens verweerder niet logisch dat eiser meer dan 15 jaar na zijn vertrek uit Irak nog een dreigbrief ontvangt en blijkt uit de inhoud van de dreigbrief niet duidelijk wat [Naam 2] van eiser zou willen.
4. Eiser voert daartegen aan dat sprake was van een concreet plan voor het laten uitvoeren van een contra-expertise ten aanzien van de authenticiteit van de dreigbrief. Het had op de weg van verweerder gelegen om te informeren bij eiser over dit plan. Eiser veronderstelt dat de doodsbedreiging van [Naam 2] te maken heeft met het conflict dat eiser heeft over grond in Irak, maar wellicht heeft de brief wel te maken heeft met het feit dat zijn moeder, zussen en broer in Amerika wonen nu eiser in de brief ‘verrader’ wordt genoemd. Verweerder is daar volledig aan voorbijgegaan. Verder benadrukt eiser dat niet van hem kan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de handelwijze van derden.
5. Hangende het beroep heeft eiser meermaals verzocht om uitstel van de behandeling van het beroep in afwachting van een door het NFO [2] uitgevoerde contra-expertise. Deze verzoeken zijn toegewezen door de rechtbank. Op 22 november 2022 heeft eiser de contra-expertise, gedateerd 14 oktober 2022, overgelegd. De contra-expert concludeert aan de hand van de resultaten van het document-technische onderzoek dat de bevindingen van het onderzoek ongeveer even waarschijnlijk zijn wanneer het onderzochte document een authentiek document representeert als wanneer het onderzochte document valselijk zou zijn vervaardigd. Volgens de contra-expert betekent het feit dat er geen uitsluitsel gegeven kan worden over de authenticiteit van het document niet zonder meer dat eiser valse documenten heeft overgelegd en hoeft eiser niet per definitie de dupe te zijn van de omstandigheid dat in Nederland de echtheid van het document niet kan worden vastgesteld. In het weerwoord van 5 januari 2023 heeft Bureau Documenten kenbaar gemaakt geen reden te zien om de eerdere conclusie over de dreigbrief aan te passen, nu de contra-expert dezelfde conclusie heeft getrokken als Bureau Documenten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Kader
6. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw kan verweerder de opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaren wanneer door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag aan de aanvraag zijn gelegd of wanneer geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Uit het arrest L.H. tegen Nederland [3] volgt dat de beoordeling of sprake is van nieuwe elementen of bevindingen plaatsvindt in twee fases. In de eerste fase wordt onderzocht of er nieuwe elementen of bevindingen zijn of door de vreemdeling zijn voorgelegd in verband met de behandeling van de vraag of hij in aanmerking kan komen voor internationale bescherming. In de tweede fase wordt onderzocht of de nieuwe elementen en bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming.

Documentenonderzoek

7. De rechtbank stelt vast dat zowel Bureau Documenten als het NFO, zij het in verschillende bewoordingen, tot de conclusie zijn gekomen dat de authenticiteit van de door eiser overgelegde dreigbrief van [Naam 2] niet kan worden vastgesteld. Gelet hierop heeft verweerder terecht aan de hand van de verklaringen van eiser beoordeeld of sprake is van een nieuw element of bevinding die de kans op internationale bescherming aanzienlijk groter maakt.
Nieuw element of bevinding
8. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat de overgelegde dreigbrief geen nieuw element of bevinding is die de kans op internationale bescherming aanzienlijk groter maakt. Daarbij heeft verweerder terecht betrokken dat eiser tegenstrijdig en ongerijmd heeft verklaard door enerzijds te verklaren over de macht van [Naam 3], de persoon met wie eiser een conflict stelt te hebben over de grond in Irak, en anderzijds de mogelijkheid van eiser om aanspraak te maken op de grond en de angst van [Naam 3] voor deze claim. Ook heeft verweerder het onlogisch kunnen achten dat eiser pas ruim 15 jaar na zijn vertrek uit Irak een dreigbrief zou ontvangen betreffende een conflict over grond in Irak, te meer nu eiser heeft verklaard dat hij geen contacten meer heeft in Irak.
9. Verweerder heeft verder in het bestreden besluit terecht overwogen dat de stelling van eiser dat hij de dreigbrief wellicht heeft ontvangen vanwege zijn in Amerika wonende familieleden een niet onderbouwde veronderstelling betreft. Anders dan eiser meent, is verweerder dan ook niet voorbijgegaan aan deze stelling. Verweerder heeft van eiser mogen verlangen dat hij uitlegt en onderbouwt waarop hij zijn veronderstelling baseert. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat eiser niet heeft onderbouwd waarom juist hij als verrader zou worden gezien vanwege de verhuizing van zijn familieleden. Verder heeft verweerder opmerkelijk kunnen achten dat nergens uit blijkt dat de familieleden zelf onder de negatieve belangstelling van [Naam 2] stonden wegens hun vertrek, zij al jarenlang in Amerika wonen, eiser niet zelf naar Amerika is verhuisd, en in de dreigbrief ook geen enkele verwijzing wordt gemaakt naar eisers familie, een verhuizing of Amerika.
10. Eiser wordt ook niet gevolgd in de stelling dat hij met een verwijzing naar informatie uit het meest recente algemeen ambtsbericht inzake Irak over vogelvrijverklaringen, dat volgens eiser vergelijkbaar is met zijn situatie, de authenticiteit van de dreigbrief aannemelijk heeft gemaakt. Deze informatie doet namelijk niet af aan de bovenstaande tegenwerpingen.
11. Het ter zitting door eiser gedane beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 24 maart 2022 [4] slaagt niet, omdat geen sprake is van een vergelijkbare zaak. In die zaak heeft de rechtbank namelijk geoordeeld dat door verweerder niet was gemotiveerd waarom overgelegde documenten niet de kans op internationale bescherming aanzienlijk groter maakten. In het geval van eiser heeft verweerder, zoals uit het voorgaande blijkt, wel voldoende gemotiveerd waarom de overgelegde dreigbrief niet relevant is voor de beoordeling van de asielaanvraag.
Conclusie
12. Verweerder heeft de opvolgende asielaanvraag van eiser niet ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
13. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.