ECLI:NL:RVS:2023:4457
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 30 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 oktober 2023 het beroep van twee vreemdelingen gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om een nieuw besluit te nemen op hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf. De staatssecretaris had deze aanvragen op 9 april 2021 afgewezen en het bezwaar van de vreemdelingen op 26 januari 2023 ongegrond verklaard.
In de procedure voor de voorlopige voorziening verzocht de staatssecretaris de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de beoordeling van de grief nader onderzoek vereist, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet op de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdelingen, besloot de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter bepaalde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing werd genomen door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en werd uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.