ECLI:NL:RVS:2023:4457

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
202307051/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 30 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 oktober 2023 het beroep van twee vreemdelingen gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om een nieuw besluit te nemen op hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf. De staatssecretaris had deze aanvragen op 9 april 2021 afgewezen en het bezwaar van de vreemdelingen op 26 januari 2023 ongegrond verklaard.

In de procedure voor de voorlopige voorziening verzocht de staatssecretaris de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de beoordeling van de grief nader onderzoek vereist, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet op de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdelingen, besloot de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter bepaalde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing werd genomen door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en werd uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.

Uitspraak

202307051/2/V3.
Datum uitspraak: 30 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 oktober 2023 in zaak nr. NL23.5567 in het geding tussen:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 26 januari 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 oktober 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       De beoordeling van de grief vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023
644-967