ECLI:NL:RBDHA:2023:18615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van verblijfsaanvragen voor familie- of gezinsleden
In deze uitspraak heeft de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor verblijf als familie- of gezinslid beoordeeld. De rechtbank constateert dat verweerder in het bestreden besluit enkel de situatie na het vertrek van referente naar Nederland heeft getoetst, terwijl de gezinssituatie ten tijde van het vertrek uit Suriname leidend had moeten zijn. De rechtbank stelt vast dat eisers en referente in Suriname nog in gezinsverband samenwoonden, wat verweerder ten onrechte niet heeft meegenomen in zijn beoordeling. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder ook de situatie na de binnenkomst van referente in Nederland niet correct heeft beoordeeld. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat alleen omstandigheden tot aan de datum van de mvv-aanvraag in de beoordeling mogen worden betrokken. Verweerder heeft echter ook omstandigheden na deze datum in zijn beoordeling meegenomen, wat leidt tot een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat er wel degelijk sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven tussen eisers en referente, wat invloed heeft op de belangenafweging die verweerder moet maken in het kader van artikel 8 EVRM. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangenafweging opnieuw moet worden uitgevoerd. Tevens moet verweerder het griffierecht en proceskosten aan eisers vergoeden.