ECLI:NL:RVS:2023:4379

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
202301732/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 20 februari 2023 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 10 maart 2023 het beroep gegrond verklaarde en schadevergoeding toekende. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De staatssecretaris heeft in het hoger beroep dezelfde argumenten aangevoerd als in een eerdere zaak die op 20 november 2023 is behandeld. De relevante feiten en omstandigheden zijn gelijk aan die in de eerdere uitspraak, waarin de vreemdelingen samen vanuit de Democratische Republiek Congo naar Nederland zijn gereisd. De Afdeling oordeelt dat de grief van de staatssecretaris slaagt en verklaart het hoger beroep gegrond.

De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en de Afdeling beoordeelt het beroep verder. De vreemdeling heeft betoogd dat hij asiel heeft aangevraagd uit noodzaak, omdat de staatssecretaris hem niet liet doorreizen naar Italië en dreigde hem terug te sturen naar de Democratische Republiek Congo. De Afdeling verwijst naar de eerdere uitspraak en concludeert dat deze beroepsgrond faalt. Ook ambtshalve ziet de Afdeling geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202301732/1/V3.
Datum uitspraak: 27 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 10 maart 2023 in zaak nr. NL23.5829 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 10 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, advocaat te Heerlen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft in deze zaak in het hoger beroep hetzelfde aangevoerd als in het hoger beroep dat heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 20 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4293. De relevante feiten en omstandigheden die aan die uitspraak ten grondslag liggen, doen zich ook in deze zaak voor. De vreemdelingen zijn namelijk samen vanuit de Democratische Republiek Congo naar Nederland gereisd. De overwegingen in die uitspraak gelden daarom ook in deze zaak. Hieruit vloeit voort dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de staatssecretaris verder heeft aangevoerd te bespreken. De Afdeling beoordeelt het beroep. Daarbij bespreekt zij alleen beroepsgronden waarover de rechtbank nog geen oordeel heeft gegeven en waarop na de overwegingen in hoger beroep nog moet worden beslist. Ook toetst zij de rechtmatigheid van de grensdetentie ambtshalve.
3.       De vreemdeling heeft betoogd dat hij alleen maar asiel heeft aangevraagd omdat hij zich daartoe genoodzaakt zag toen de staatssecretaris hem niet liet doorreizen naar Italië en hem dreigde terug te sturen naar de Democratische Republiek Congo. Voor een bespreking van deze beroepsgrond verwijst de Afdeling naar de hiervoor genoemde uitspraak van 20 november 2023, onder 5. Hieruit vloeit voort dat de beroepsgrond faalt.
4.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 10 maart 2023 in zaak nr. NL23.5829;
III.      verklaart het beroep ongegrond;
IV.     wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023
962