ECLI:NL:RVS:2023:4238
Raad van State
- Hoger beroep
- H.C.P. Venema
- E. Steendijk
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 november 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. De appellant, wonend te Enschede, had verzocht om schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De procedure was gestart met een bezwaarschrift dat op 13 december 2018 door het bestuursorgaan was ontvangen, en de uitspraak van de Afdeling vond plaats op 30 augustus 2023. Dit resulteerde in een totale procedureduur van vier jaar, acht maanden en twaalf dagen, wat meer dan acht maanden langer was dan de redelijke termijn van vier jaar die in dergelijke zaken geldt.
De Afdeling oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn geheel aan haarzelf te wijten was, aangezien het college van burgemeester en wethouders van Enschede en de rechtbank zich wel aan de redelijke termijnen hadden gehouden. De Afdeling heeft het verzoek om schadevergoeding toegewezen en een bedrag van € 1.000,00 vastgesteld voor de immateriële schade die de appellant had geleden. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 418,50 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen in het proces. De Afdeling heeft hiermee een duidelijke boodschap afgegeven over de noodzaak om de termijnen in acht te nemen en de gevolgen van overschrijding daarvan.