ECLI:NL:RVS:2023:4067
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 7 juli 2022 een eerdere beslissing van de staatssecretaris om een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk te verklaren, heeft vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen, met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 november 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd.
De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval € 837,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank.