ECLI:NL:RVS:2023:40

Raad van State

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
202201771/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking van een staatsraad in bestuursrechtelijke procedure

Op 3 januari 2023 heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. C.H.M. van Altena, de staatsraad en voorzitter van de meervoudige kamer die belast is met de behandeling van de zaak met nummer 202201771/3/A3. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om rechters te wraken indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer heeft echter overwogen dat het verzoek niet in behandeling kan worden genomen, omdat het is ingediend nadat de einduitspraak in de hoofdzaak openbaar is gemaakt op 28 december 2022. Volgens de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 kan een verzoek om wraking niet meer worden ingediend nadat de uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek om wraking pas op 3 januari 2023 is ingediend, terwijl de uitspraak al was gedaan. Hierdoor is het verzoek buiten behandeling gelaten. De beslissing is op 6 januari 2023 openbaar uitgesproken door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder leiding van voorzitter mr. P.H.A. Knol, en de leden mr. E. Steendijk en mr. J. Schipper-Spanninga, met mr. N. Tibold als griffier.

Uitspraak

202201771/4/A3.
Datum beslissing: 6 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 januari 2023, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. C.H.M. van Altena (hierna: de staatsraad) als voorzitter van de meervoudige kamer belast met de behandeling van zaak nr. 202201771/3/A3.
Overwegingen
1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       Ingevolge artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (hierna: de Wrakingsregeling) kan de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden, beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
3.       Anders dan [verzoeker] stelt, heeft hij niet eerder dan op 3 januari 2023 een verzoek om wraking ingediend. In zijn brief van 15 december 2022, heeft hij zich beklaagd over de gang van zaken. In zijn brief van 18 december 2022 heeft hij de voorzitter van de Afdeling geïnformeerd dat hij zijn brief van 15 december 2022 wil formaliseren en een officiële klacht wenst in te dienen. Zijn brieven zijn als zodanig in behandeling genomen. Er was geen aanleiding deze aan te merken als een verzoek om wraking. Dat [verzoeker] alsnog zijn brieven wenst te kwalificeren als een verzoek om wraking, maakt dat niet anders. Voor zover [verzoeker] alsnog met verwijzing naar de brieven een verzoek om wraking wenst te doen, is het verzoek daartoe ontvangen nadat uitspraak is gedaan.
4.       Die uitspraak is openbaar gemaakt op 28 december 2022. Uit artikel 8:15 van de Awb volgt dat een verzoek om wraking moet worden gedaan voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Nadat uitspraak is gedaan, is de zaak immers niet langer bij de rechter of rechters in behandeling. Gelet hierop en op artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakingsregeling wordt het verzoek zonder een zitting te houden, buiten behandeling gelaten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, mr. E. Steendijk en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2023
853