ECLI:NL:RVS:2023:3984
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 15 maart 2022 besloten de verblijfsvergunning in te trekken. Dit besluit werd gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar door de staatssecretaris op 8 augustus 2022. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 18 januari 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze ongegrondverklaring eveneens ongegrond verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. Snoeij, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 oktober 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de staatssecretaris op basis van het bezwaarschrift en het besluit op de aanvraag heeft mogen concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.