ECLI:NL:RVS:2023:3977

Raad van State

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
202305896/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot aanwijzing locatie voor ondergrondse afvalcontainers in Rotterdam

Op 27 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoeker, wonend te Rotterdam, bezwaar maakte tegen de aanwijzing van een locatie voor het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had op 24 augustus 2023 besloten om twee ondergrondse containers te plaatsen aan de Breitnerstraat ter hoogte van huisnummer 77, ter vervanging van halfverdiepte containers. De verzoeker vreest dat zijn woon- en leefklimaat zal worden aangetast door de plaatsing van deze containers en stelt dat er geschiktere locaties zijn.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 19 oktober 2023. Tijdens de zitting is het standpunt van de verzoeker besproken, waarbij hij aanvoerde dat de ondergrondse containers niet nodig zijn en dat de gekozen locatie ongeschikt is vanwege de nabijheid van zijn woning. Het college heeft echter toegelicht dat de plaatsing van de containers noodzakelijk is om voldoende capaciteit voor afvalinzameling te behouden, aangezien andere containers in de buurt zullen worden verwijderd.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het college onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de alternatieve locaties niet geschikt zijn. Gezien de betrokken belangen heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen en het besluit van het college te schorsen. Tevens is het college gelast om het griffierecht aan de verzoeker te vergoeden.

Uitspraak

202305896/2/R1.
Datum uitspraak: 27 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Rotterdam,
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2023 heeft het college een locatie in de Breitnerstraat ter hoogte van huisnummer 77 te Rotterdam (locatienummer 23.349) aangewezen voor het plaatsen van twee ondergrondse containers, een restafvalcontainer en een papiercontainer.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Ook heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 oktober 2023, waar [verzoeker] en het college, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman en D.F. Cairo, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       In de gemeente Rotterdam worden de aanwezige halfverdiepte containers waar mogelijk vervangen door ondergrondse containers. Op de aangewezen locatie worden twee ondergrondse containers geplaatst ter vervanging van halfverdiepte wijkcontainers ter hoogte van Breitnerstraat 95. [verzoeker] woont op het adres [locatie], dicht bij de aangewezen locatie. Hij kan zich niet met de aanwijzing van deze locatie verenigen. [verzoeker] vreest dat zijn woon- een leefklimaat zal worden aangetast als daar vuilcontainers worden geplaatst en is van mening dat er geschiktere locaties zijn, die het college had moeten aanwijzen.
Beoordelingskader
3.       Bij de keuze van een locatie voor ondergrondse afvalcontainers moet het college een afweging maken van alle betrokken belangen. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt te zijner tijd, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van afvalcontainers. Als dat zo is, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
4.       Het college heeft bij de aanwijzing van de locatie voor de containers de uitgangspunten zoals neergelegd in de Richtlijn 'Toegankelijke Buitenruimte' van 2 mei 2018, het 'Programma van eisen locaties ondergrondse containers' uit 2018 en de Grondstoffennota 2023-2026 gehanteerd.
Beoordeling van het verzoek
5.       [verzoeker] betoogt dat het college de locatie redelijkerwijs niet heeft kunnen aanwijzen. Hij heeft hierover aangevoerd dat de ondergrondse containers niet nodig zijn, omdat er al voldoende containers in de buurt zijn, waarvan zelfs twee in een straal van ongeveer 60 m rond de locatie. [verzoeker] heeft verder aangevoerd dat de gekozen locatie ongeschikt is. Hij heeft er in dit verband op gewezen dat de containers op een afstand van ongeveer 3 m van zijn woonkamer zullen komen. Hij verwacht dat het gebruik van containers op zo’n geringe afstand van zijn woning zal leiden tot hinder, zoals stank- en geluidsoverlast. Ook zal plaatsing van de containers schade berokkenen aan boomwortels die daar in de bodem aanwezig kunnen zijn. [verzoeker] heeft verder aangevoerd dat het college er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat de Breitnerstraat ligt in een gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht en dat de containers een negatief effect zullen hebben op het straatbeeld en de uitstraling van de gehele omgeving.
[verzoeker] heeft verder aangevoerd dat er in de buurt minder overlast gevende alternatieve locaties beschikbaar zijn, die al in de zienswijzefase naar voren zijn gebracht, maar door het college niet serieus in de beoordeling zijn betrokken.
Noodzaak
5.1.    Over de noodzaak van de twee containers op de aangewezen locatie heeft het college op de zitting toegelicht dat naast de halfverdiepte containers ter hoogte van Breitnerstraat 95 ook die ter hoogte van Mathenesserlaan 158 zullen worden verwijderd. Op de door [verzoeker] in beroep aangeleverde kaart zijn deze locaties aangeduid als nummer 4 onderscheidenlijk nummer 7. Om voldoende capaciteit voor het afval van de buurtbewoners te behouden, is het noodzakelijk dat nieuwe containers in de buurt worden geplaatst. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze toelichting.
Geschiktheid van de aangewezen locatie
5.2.    De voorzieningenrechter heeft geen aanwijzingen dat er ter plaatse van de aangewezen locatie boomwortels in de grond aanwezig kunnen zijn. Gelet op wat het college in de nota van beantwoording bij het besluit en op de zitting heeft toegelicht over de te verwachten hinder in de vorm van geluid- en stankoverlast en de ligging van de locatie op 3 m van de woning in een beschermd stadsgezicht, ziet de voorzieningenrechter in wat [verzoeker] heeft aangevoerd ook geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de aangewezen locatie uit een oogpunt van te verwachten hinder of negatieve effecten voor het straatbeeld niet geschikt moet worden geacht.
Over de afstand van 3 m tussen de containers en de woning heeft het college toegelicht dat dit vaker voorkomt en niet in strijd is met het programma van eisen. De voorzieningenrechter ziet geen reden om op voorhand aan te nemen dat de afstand van 3 m tussen de gevel van een woning en een ondergrondse container in stedelijk gebied een zodanig ongebruikelijk korte afstand is dat het college redelijkerwijs had moeten inzien dat de containers te dicht op de woning van [verzoeker] worden geplaatst.
Verder hoeven de nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van de ondergrondse containers onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg te staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van ondergrondse containers en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen en dat het legen van ondergrondse containers maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de voorzieningenrechter op de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat er locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het college in dit geval in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.
Aangezien de ligging van de locatie binnen het beschermd stadsgezicht niet zonder meer tot gevolg heeft dat de locatie niet geschikt is voor de plaatsing van de ondergrondse container, ziet de voorzieningenrechter in de enkele stelling van [verzoeker] dat de containers negatieve effecten kunnen hebben op het straatbeeld ook geen reden om op voorhand aan te nemen dat het college de locatie vanwege de ligging binnen beschermd stadsgezicht niet heeft kunnen kiezen.
Alternatieve locaties
5.3.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij een besluit tot aanwijzing van een locatie voor plaatsing van een ondergrondse afvalcontainer niet alle mogelijke alternatieve locaties behoeven te worden onderzocht. Maar het ligt wel op de weg van het college om te onderzoeken of de in de zienswijze aangedragen alternatieven zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat het college voor een alternatief had moeten kiezen. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de naar voren gebrachte alternatieve locaties niet geschikt zijn. Over het door [verzoeker] aangedragen alternatief om de ondergrondse containers te plaatsen ter hoogte van Breitnerstraat 95, waar nu de halfverdiepte containers staan, heeft het college in de nota van beantwoording vermeld dat de kosten daarvan vele malen hoger zijn dan plaatsing op de aangewezen locatie vanwege de vele kabels en leidingen in de grond. Plaatsing van de containers aan de overkant van de Mathenesserlaan ter hoogte van de huidige fietsrekken, prullenbak en het kunstwerk Armour is volgens het college niet mogelijk, omdat de ondergrondse infrastructuur dat niet toelaat. Over de locatie bij de laadpaal op de hoek van de Breitnerstraat en Mathenesserlaan heeft het college vermeld dat onderzoek in het verleden al heeft bewezen dat plaatsing van containers daar niet mogelijk is.
Gelet op wat op de zitting van de voorzieningenrechter is besproken, is de voorzieningenrechter er op voorhand niet van overtuigd dat het standpunt van het college over de geschiktheid van de aangedragen alternatieve locaties in beroep onverkort stand zal houden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het college op de zitting heeft toegelicht dat er op de aangewezen locatie ook gas- en elektriciteitsleidingen in de grond liggen, die ook verlegd moeten worden om plaatsing van de containers mogelijk te maken. Ter zitting is niet duidelijk geworden op grond waarvan het college heeft geconcludeerd dat de verlegging van de ondergrondse infrastructuur op de aangewezen locatie veel goedkoper is dan op de alternatieve locaties. Dat dit zou blijken uit onderzoek van Stedin, zoals het college heeft gesteld, overtuigt de voorzieningenrechter niet, aangezien Stedin volgens de toelichting van het college uitsluitend de aangewezen locatie heeft beoordeeld. Verder is niet duidelijk geworden waarom plaatsing van de containers op de naar voren gebrachte alternatieve locatie bij de laadpaal niet mogelijk is. Het college verwijst hiervoor weliswaar naar bodemonderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd, maar zoals het college ter zitting heeft toegelicht, zijn die onderzoeken zoek geraakt en kan dus niet meer worden nagegaan of en waarom die locatie niet geschikt zou zijn voor plaatsing van ondergrondse containers. Over de geschiktheid van de ter zitting besproken andere opties aan de Mathenesserlaan en de Rochussenstraat heeft het college ook geen duidelijkheid kunnen geven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het besluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
Conclusie
6.       Gelet op wat hiervoor is overwogen en de betrokken belangen in aanmerking genomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen en het besluit van 24 augustus 2023 te schorsen.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 24 augustus 2023;
II.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Deen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2023
604