202200719/1/A3.
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 december 2021 in zaak nr. 21/3777 in het geding tussen:
[appellante]
en
de burgemeester van Hilversum.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2021 heeft de burgemeester gelast het pand aan de [locatie] in Hilversum te sluiten voor de duur van twaalf maanden.
Bij besluit van 27 juli 2021 heeft de burgemeester het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 december 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6289, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2023, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], is verschenen.
Overwegingen
1. Op 27 oktober 2020 heeft een controle plaatsgevonden bij een pand op het adres [locatie] in Hilversum, waar het bedrijf van [appellante], een tuincentrum, is gevestigd. Hierbij waren verschillende partijen betrokken, zoals de gemeente Hilversum, de politie Midden-Nederland en de Belastingdienst. Na de controle zijn drie rapporten opgesteld, namelijk een rapport van de eenheidscoördinator hennep bij de Coördinatie Eenheid Hennep van de politie eenheid Midden-Nederland van 27 oktober 2020, een rapport van Team Toezicht van de gemeente Hilversum van 10 november 2020 en een bestuurlijke rapportage van de politie eenheid Midden-Nederland van 26 november 2020. De burgemeester heeft op basis van deze rapporten vastgesteld dat het bedrijf van [appellante] producten levert voor de grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt. De burgemeester acht het op grond hiervan aannemelijk dat [appellante] de illegale hennepkwekerij faciliteert. De burgemeester heeft daarom het pand op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, in samenhang gelezen met artikel 11a van de Opiumwet voor de duur van twaalf maanden gesloten.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester de sluiting van twaalf maanden op goede gronden heeft opgelegd. Gelet op het algemeen belang van bescherming van de openbare orde is de sluiting voor deze duur gerechtvaardigd.
3. Het hoger beroep richt zich op de duur van de sluiting. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester het pand voor de duur van twaalf maanden heeft mogen sluiten. Hiertoe voert zij ten eerste aan dat de commissie bezwaarschriften van de gemeente Hilversum heeft geadviseerd de termijn te herzien en vast te stellen op zes tot negen maanden. De burgemeester heeft dit advies zonder deugdelijke motivering naast zich neergelegd en de sluitingstermijn van twaalf maanden in stand gelaten. Ook voert zij aan dat bij een controle in 2019 haar bedrijf volledig is doorzocht en er toen geen reden bestond om handhavend op te treden. Bovendien rechtvaardigt de openbare orde een sluiting voor de duur van twaalf maanden niet, omdat de winkel nooit heeft geleid tot verstoringen van de openbare orde. [appellante] voert ten slotte aan dat de sluiting voor de duur van twaalf maanden disproportioneel is, omdat zij als gevolg daarvan het bedrijf moest sluiten.
4. De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5 tot en met 9 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt hieraan toe dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat een sluiting met een tijdsduur van twaalf maanden noodzakelijk is om de naamsbekendheid van het pand te doorbreken. Het bedrijf had een goede omzet en een brede klantenkring, niet alleen in Nederland maar ook daarbuiten, terwijl geen sprake was van reclame voor het bedrijf of een aanduiding op het pand. Daarnaast is uit politieonderzoek gebleken dat personen met drugsantecedenten het pand bezochten. Het feit dat de sluiting van het pand heeft geleid tot de beëindiging van het bedrijf maakt niet dat de sluiting onevenredig is. Gezien de bevindingen en de ernst van het geval mocht de burgemeester de sluiting voor de duur van twaalf maanden evenredig achten.
Het betoog slaagt niet.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023
190-1031