ECLI:NL:RVS:2023:3895

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
202204432/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep tegen besluit Autoriteit Persoonsgegevens inzake klacht Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering

Op 11 oktober 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De zaak betreft een klacht die [appellant] had ingediend tegen de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering (SKGZ), welke door de AP niet in behandeling was genomen. De AP had op 17 juni 2021 besloten de klacht niet te behandelen, en dit besluit werd later door de rechtbank Midden-Nederland in een uitspraak van 23 mei 2022 bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de AP terecht de klacht had afgewezen, onder verwijzing naar de artikelen 6 en 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Tijdens de mondelinge uitspraak op 11 oktober 2023 werd de ontvankelijkheid van het hoger beroep besproken. Hoewel het hoger beroepschrift twee dagen na de wettelijke termijn was ingediend, kon niet worden uitgesloten dat het tijdig ter post was bezorgd. De Afdeling oordeelde daarom dat het hoger beroep ontvankelijk was. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De AP werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, met griffiers mr. F.B. van der Maesen de Sombreff en mr. drs. C.D. Westerbaan aanwezig.

Uitspraak

202204432/1/A3.
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­Nederland van 23 mei 2022 in zaak nr. 21/5271 in het geding tussen:
[appellant]
en
Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP).
Openbare zitting gehouden op 11 oktober 2023 om 10:45 uur.
Tegenwoordig:
mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer.
griffiers: mr. F.B. van der Maesen de Sombreff en mr. drs. C.D. Westerbaan
Verschenen:
[appellant] en AP, vertegenwoordigd door mr. J.M.A. Koster en mr. A. Karimi.
====================================
Bij besluit van 17 juni 2021 heeft de AP besloten de klacht van [appellant] tegen de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering (SKGZ) niet in behandeling te nemen.
Bij besluit van 18 november 2021 heeft de AP het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 mei 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3088, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen gemaakte beroep ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
- Over de door de AP aan de orde gestelde ontvankelijkheid van het hoger beroep overweegt de Afdeling het volgende. Weliswaar is het hoger beroepschrift twee dagen na de laatste dag van de wettelijke termijn voor het indienen van het hoger beroep bij de Raad van State ingekomen, maar, gelet op het verhandelde ter zitting, kan niet worden uitgesloten dat het hoger beroepschrift binnen die termijn, dus tijdig, ter post is bezorgd. De Afdeling acht het hoger beroep daarom ontvankelijk.
- De SKGZ heeft een klacht van [appellant] niet in behandeling genomen. [appellant] dient vervolgens hierover een klacht in bij de AP. De AP besluit deze klacht niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de artikelen 6 en 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming, geoordeeld dat de AP terecht de klacht heeft afgewezen.
[appellant] heeft geen gronden aangevoerd waarom de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5 tot en met 7 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het hoger beroep is daarom ongegrond. De AP hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g.Van der Maesen de Sombreff
griffier
190-1050