ECLI:NL:RBMNE:2022:3088

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/5271
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing klacht verwerking persoonsgegevens door Autoriteit Persoonsgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Autoriteit Persoonsgegevens. De eiser had een klacht ingediend over de verwerking van zijn persoonsgegevens door een stichting in het kader van een klacht tegen zijn zorgverzekeraar. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft de klacht van de eiser op 17 juni 2021 niet in behandeling genomen, wat de eiser heeft aangevochten. In het bestreden besluit van 18 november 2021 verklaarde de Autoriteit het bezwaar van de eiser ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 8 april 2022 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was en de Autoriteit zich liet vertegenwoordigen door gemachtigden. De stichting, die als derde partij aan het geding deelnam, was niet aanwezig.

De rechtbank heeft overwogen dat de Autoriteit de klacht terecht heeft afgewezen. De rechtbank verwijst naar de artikelen 6 en 9 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), die de voorwaarden voor de verwerking van persoonsgegevens en bijzondere persoonsgegevens regelen. De rechtbank concludeert dat de Autoriteit niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar het toestemmingsformulier van de stichting, aangezien het vragen om toestemming voor de verwerking van persoonsgegevens voor een specifiek doeleinde, zoals klachtafhandeling, een geldige werkwijze is. De rechtbank oordeelt dat de Autoriteit zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen overtreding was van de AVG door de stichting.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5271

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Autoriteit Persoonsgegevens, verweerder

(gemachtigden: mr. T.G.H. Spruyt en mr. J.M.A. Koster).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[stichting] ( [stichting] )te [plaats] .

Procesverloop

In het besluit van 17 juni 2021 (primair besluit) heeft verweerder aangegeven dat hij de klacht van eiser niet in behandeling neemt.
In het besluit van 18 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. [stichting] is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft een klacht ingediend bij verweerder over de verwerking van zijn persoonsgegevens door [stichting] . Hij had bij [stichting] een klacht ingediend over zijn zorgverzekeraar [zorgverzekeraar] . Eiser heeft van [stichting] een toestemmingsformulier ontvangen, waarop zijn naam, adres en woonplaats al waren ingevuld. Verder stonden in het formulier 3 vragen, waarbij eiser toestemming kon geven voor verwerking van zijn persoonsgegevens in het kader van de klacht die hij tegen [zorgverzekeraar] heeft ingediend. Het gaat om de volgende vragen.
“Ik geef toestemming aan de [stichting] voor de volgende verwerkingen (omcirkel uw keuze):
  • Het verwerken van de persoonsgegevens van de betrokkene die noodzakelijk zijn voor het behandelen van zijn/haar klacht. ja/nee
  • Het delen van noodzakelijke persoonsgegevens van de betrokkene met de ziektekostenverzekeraar. ja/nee
  • Het benaderen van de betrokkene voor een klanttevredenheidsonderzoek. ja/nee”
Hij heeft deze toestemming niet gegeven, als gevolg waarvan [stichting] zijn klacht niet in behandeling heeft genomen. Hij voelt zich gedwongen om dit formulier volledig in te vullen en te ondertekenen, omdat zijn klacht anders niet behandeld wordt. Volgens hem is onvoldoende duidelijk waar [stichting] zijn gegevens voor nodig heeft en waar deze verplichting uit voortvloeit.
Besluitvorming
2. Verweerder heeft de klacht niet in behandeling genomen. Zij heeft aan dit besluit het volgende ten grondslag gelegd. Het enkele feit dat [stichting] om de toestemming van eiser verzoekt voor de behandeling van zijn klacht, kwalificeert niet als een normovertreding. De klacht van eiser tegen zijn zorgverzekeraar brengt mee dat [stichting] ook zijn (bijzondere) persoonsgegevens moet verwerken en deze zijn te kwalificeren als bijzondere persoonsgegevens in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). [1] Uitdrukkelijke toestemming is een van de gronden voor het verwerken van (bijzondere) persoonsgegevens in de zin van artikel 6 en 9 AVG. Om het dossier in behandeling te kunnen nemen door [stichting] is het noodzakelijk om persoonsgegevens te verwerken. Een nadere toelichting op de doeleinden waarvoor de toestemming noodzakelijk is, kan gevonden worden in de privacyverklaring. Verweerder heeft besloten de klacht vanwege haar prioriteringsbeleid niet nader te onderzoeken.
Wettelijk kader
3. Artikel 6 van de AVG bepaalt dat de verwerking van persoonsgegevens alleen rechtmatig is indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan: a) de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor meer specifieke doeleinden.
4. Artikel 9 van de AVG bepaalt dat de verwerking van bepaalde bijzondere persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid, verboden zijn, tenzij de betrokkene uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor de verwerking van die persoonsgegevens voor een of meer welbepaalde doeleinden.
Oordeel rechtbank
5. Op de zitting heeft eiser zijn gronden toegelicht. Hij vindt het formulier van [stichting] te ruim geformuleerd. Hij wil niet a priori toestemming geven voor het verwerken van niet-gespecificeerde gegevens; hij vindt dat verweerder onderzoek moet doen naar de manier waarop de toestemmingsverklaring is geformuleerd.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de klacht terecht heeft afgewezen, onder verwijzing naar de artikelen 6 en 9 van de AVG. Verweerder kan zich op het standpunt stellen dat zij geen verder onderzoek hoeft te doen naar het toestemmingsformulier. Verweerder ziet terecht geen aanleiding om te concluderen dat [stichting] in overtreding is wanneer zij vraagt om toestemming voor verwerking van eisers persoonsgegevens. Zoals verweerder terecht heeft overwogen moet [stichting] voor de behandeling van de klacht van eiser tegen zijn ziektekostenverzekeraar persoonsgegevens verwerken. [stichting] heeft toestemming nodig om deze (bijzondere) persoonsgegevens te mogen verwerken. Toestemming vragen voor de verwerking van deze persoonsgegevens voor een specifiek doeleinde, in dit geval klachtafhandeling, is een geldige werkwijze. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit onder verwijzing naar de artikelen 6 en 9 AVG goed toegelicht. [stichting] heeft in dit geval geen verplichting om specifieker aan te geven waar zij de gegevens voor nodig heeft dan wel om voor elke gegevensverwerking opnieuw om toestemming te vragen.
7. Eiser heeft verder aangevoerd dat de zorgverzekeraar er volgens artikel 114 van de Zorgverzekeringswet voor dient zorg te dragen dat verzekerden geschillen kunnen voorleggen aan een onafhankelijke instantie. Hij vraagt zich af welke instantie dit is omdat [zorgverzekeraar] dit niet aan hem laat weten. Op de zitting is deze vraag met eiser besproken. Deze vraag maakt echter geen onderdeel uit van het handhavingsverzoek en het bestreden besluit en valt daarom buiten de reikwijdte van deze procedure. Verweerder hoefde hierover ook geen standpunt in te nemen. De rechtbank doet daarover dan ook geen uitspraak.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.