ECLI:NL:RVS:2023:3836

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
202204120/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen last onder dwangsom voor handel in verdovende middelen in Zandvoort

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een besluit van de burgemeester van Zandvoort, waarbij hem is gelast om geen verdovende middelen meer te verhandelen of in zijn bezit te hebben. Dit besluit, genomen op 7 januari 2021, volgde op de aanhouding van [appellant] op 24 november 2020, waarbij hij in een voertuig werd aangetroffen met een handelshoeveelheid cocaïne en andere attributen voor drugshandel. De burgemeester legde een dwangsom op van € 2.500,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00, bij overtreding van deze last.

Na een ongegrond verklaard bezwaar en een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2022, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep herhaalt hij zijn eerdere gronden en betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de beslissing van de burgemeester niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat er sprake is van schending van het ne bis in idem-beginsel.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de burgemeester het evenredigheidsbeginsel niet heeft geschonden. De last onder dwangsom is bedoeld om herhaling van de overtreding te voorkomen en is niet punitief van aard. De burgemeester heeft terecht gesteld dat de handel in verdovende middelen leidt tot verstoring van de openbare orde. De hoogte van de dwangsom is in redelijke verhouding tot het doel ervan. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

202204120/1/A3.
Datum uitspraak: 18 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 2 juni 2022 in zaak nr. 21/4371 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Zandvoort
Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2021 heeft de burgemeester [appellant] gelast om in de gemeente Zandvoort geen verdovende middelen meer te verhandelen of in zijn bezit te hebben, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag tot een maximum van € 25.000,00.
Bij besluit van 12 augustus 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juni 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.       Artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2017 (hierna: Apv) luidt:
"Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen. "Artikel 5:32, eerste lid, van de Awb luidt:
"Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. "Artikel 5:32b, derde lid, van de Awb luidt:
"De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom."
Inleiding
2.       Uit de bestuurlijke rapportage van 9 december 2020 van basisteam Kennemer Kust blijkt dat [appellant] op 24 november 2020 door de politie in de gemeente Zandvoort is aangehouden in verband met handel in harddrugs. In een voertuig, waarvan na het controleren van het kenteken naar voren kwam dat het voertuig meerdere malen betrokken is geweest bij verdachte omstandigheden, trof de politie een handelshoeveelheid van ongeveer 15 gram harddrugs aan die cocaïne bleek te zijn. Daarnaast trof de politie andere attributen aan voor de handel in harddrugs. [appellant] was bijrijder in het voertuig. Ook staat in de rapportage dat [appellant] bij de politie ambtshalve bekend is, omdat hij meerdere malen is aangehouden voor bezit en handel in harddrugs. Naar aanleiding van deze rapportage heeft de burgemeester bij besluit van 7 januari 2021 aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 2:74 van de Apv. [appellant] is in het bezwaar gehandhaafde besluit van 12 augustus 2021 gelast in de gemeente Zandvoort geen verdovende middelen meer te verhandelen of in bezit te hebben, bij gebreke waarvan een dwangsom van € 2.500,00 per dag wordt verbeurd tot een maximum van € 25.000,00.
Hoger beroep
3.       [appellant] heeft in hoger beroep de door hem in bezwaar en beroep aangevoerde gronden herhaald ingelast. Hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de beslissing van de burgemeester geen strijd oplevert met het evenredigheidsbeginsel. [appellant] voert verder aan dat er sprake is van schending van het ne bis in idem-beginsel bij het opleggen van een last onder dwangsom voor zaken waar ook een strafrechtelijke procedure wordt ingezet.
Beoordeling
4.       De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de burgemeester het evenredigheidbeginsel heeft geschonden. Zoals de rechtbank ook al heeft aangegeven, bevat het bestreden besluit een belangenafweging ten aanzien van het belang van de burgemeester bij het voorkomen van verstoringen van de openbare orde en het belang van [appellant] en staat het [appellant] nog steeds vrij zijn familie en vrienden in Zandvoort te bezoeken en zich in Zandvoort op te houden. Er is geen sprake van inperking van zijn grondrechten. Voor zover [appellant] stelt dat sprake is van schending van het ne bis in idem-beginsel voor zaken waar ook een strafrechtelijke procedure wordt ingezet, oordeelt de Afdeling als volgt. Het ne bis in idem-beginsel behelst een verbod op dubbele bestraffing. Dit betekent dat er niet twee punitieve sancties mogen worden opgelegd voor één overtreding. Het doel van de last onder dwangsom is in dit geval het voorkomen van herhaling van de overtreding van artikel 2:74, eerste lid, van de APV. Als [appellant] niet opnieuw de overtreding begaat, verbeurt hij ook geen dwangsom. Hij heeft dit daarom zelf in de hand. De last onder dwangsom heeft daarmee niet als doel om [appellant] leed toe te brengen, maar om herhaling van de overtreding te voorkomen. Het gaat hier dan ook niet om een punitieve sanctie. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4039) maakt de omstandigheid dat in dit soort gevallen strafrechtelijk kan worden opgetreden, niet dat niet ook een last onder dwangsom kan worden opgelegd. De burgemeester heeft toegelicht dat de handel in verdovende middelen leidt tot verstoring van de openbare orde en aantasting van de veiligheid en leefbaarheid van de bewoners in Zandvoort. Met de last wil de burgemeester dit soort praktijken in de gemeente voorkomen dan wel terugdringen. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding staat tot het ermee te dienen doel.
4.1         Voor zover [appellant] in hoger beroep de door hem in bezwaar en in beroep aangevoerde gronden heeft herhaald en ingelast, overweegt de Afdeling dat het hoger beroep in zoverre een niet nader gemotiveerde herhaling betreft. De rechtbank is op die gronden ingegaan. [appellant] heeft in hoger beroep geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Gelet hierop kan het aldus aangevoerde niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Slotsom
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Benek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Benek
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2023
195-836