ECLI:NL:RVS:2023:3820
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 17 oktober 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vijf vreemdelingen tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdelingen hadden aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke op 29 september 2021 door de staatssecretaris werden afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde deze bezwaren op 2 mei 2022 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 6 januari 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.E. Jalandoni, gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 23 november 2020. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.