ECLI:NL:RVS:2023:381

Raad van State

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
202204242/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, had op 5 juli 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,00. De staatssecretaris had echter niet tijdig gereageerd, wat leidde tot de rechtszaak.

In het hoger beroep, dat werd behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, werd geoordeeld dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet vernietigd hoefde te worden. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen nieuwe vragen bevatte die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 februari 2023, waarbij mr. C.J. Borman als lid van de enkelvoudige kamer en mr. W.M. Vos als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202204242/1/V3.
Datum uitspraak: 1 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 5 juli 2022 in zaak nr. NL22.9578 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 5 juli 2022 heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, de staatssecretaris opgedragen binnen zestien weken een besluit op de aanvraag te nemen, bepaald dat hij aan de vreemdeling een dwangsom van € 100,00 moet betalen voor elke dag dat hij die termijn overschrijdt, tot een maximum van € 7.500,00 en het verzoek om vaststelling van een bestuurlijke dwangsom afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, advocaat te Bussum, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, onder 5 tot en met 5.5 en onder 9.1 en 9.2, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel, het doeltreffendheidsbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023
644-1017