ECLI:NL:RVS:2023:3803

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
202104335/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van de uitspraak inzake het bestemmingsplan 'Heerjansdam bedrijventerrein Gors' van de gemeente Zwijndrecht

Op 18 oktober 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan 'Heerjansdam bedrijventerrein Gors' van de gemeente Zwijndrecht. Dit volgde op een verzoek van appellanten A en B, die tegen het besluit van de raad van 25 mei 2021 beroep hadden ingesteld. In een eerdere tussenuitspraak van 5 april 2023 had de Afdeling de raad opgedragen om gebreken in het besluit te herstellen. De raad heeft daarop het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld op 20 juni 2023, maar appellanten stelden dat hun zienswijze niet was meegenomen in de einduitspraak van 30 augustus 2023. De Afdeling constateerde dat er een administratieve vergissing was gemaakt en verklaarde de eerdere uitspraak vervallen. De Afdeling oordeelde dat het beroep van appellanten tegen het besluit van 25 mei 2021 gegrond was, omdat het bestemmingsplan in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling vernietigde het besluit voor bepaalde onderdelen en verklaarde het beroep tegen het gewijzigde besluit van 20 juni 2023 ongegrond. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan appellanten.

Uitspraak

202104335/2/R3.
Datum uitspraak: 18 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak strekkende tot vervallenverklaring van de uitspraak van 30 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3325, en in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Heerjansdam, gemeente Zwijndrecht,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Zwijndrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Heerjansdam bedrijventerrein Gors" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 17 februari 2023 behandeld, waar [appellanten], en de raad, vertegenwoordigd door ing. F.A. Jiskoot en ir. W.J.A.M. Moleman-Reijrink, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1347 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van de raad van 25 mei 2021, waarbij het bestemmingsplan "Heerjansdam bedrijventerrein Gors" is vastgesteld, te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 20 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Heerjansdam bedrijventerrein Gors" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[appellanten] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Bij uitspraak van 30 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3325, heeft de Afdeling het beroep van [appellanten] tegen het besluit van de raad van de gemeente Zwijndrecht van 25 mei 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heerjansdam bedrijventerrein Gors" gegrond verklaard. Daarnaast heeft de Afdeling het beroep van [appellanten] tegen het besluit van de raad van de gemeente Zwijndrecht van 20 juni 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heerjansdam bedrijventerrein Gors" ongegrond verklaard.
De uitspraak is aangehecht.
[appellanten] hebben de Afdeling verzocht die uitspraak vervallen te verklaren.
Overwegingen
Vervallenverklaring
1.       In de uitspraak van 30 augustus 2023 heeft de Afdeling een einduitspraak gedaan en heeft de Afdeling het beroep tegen het nadere besluit van 20 juni 2023 ongegrond verklaard. Daarbij is de Afdeling ervan uitgegaan dat [appellanten] naar aanleiding van het nadere besluit van 20 juni 2023 geen zienswijze hadden ingediend. [appellanten] hebben op 31 augustus 2023 een e-mail gestuurd met de mededeling dat zij wel een zienswijze hebben ingediend. Zij verzoeken om de einduitspraak vervallen te verklaren.
Gebleken is dat [appellanten] inderdaad een zienswijze hebben gediend. Deze zienswijze is door de Afdeling binnen de door de Afdeling gegeven zienswijzetermijn op 21 juli 2023 ontvangen. Een administratieve vergissing bij de digitalisering van de zienswijze heeft ertoe geleid dat deze zienswijze ten onrechte niet bij de einduitspraak is betrokken.
2.       De Afdeling ziet gelet op het vorenstaande in dit geval aanleiding voor vervallenverklaring van de uitspraak van 30 augustus 2023. Daarom zal zij opnieuw uitspraak doen.
Tussenuitspraak
3.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 5 april 2023 onder 6.1 overwogen dat de raad op zitting heeft toegelicht dat hij de planregels zo wil aanpassen dat bedrijven in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan op de gronden met de bestemming "Centrum". Daarnaast heeft de Afdeling in de tussenuitspraak onder 7.4, 7.5 en 7.6 overwogen dat de planregels ten onrechte geen beperkingen bevatten met betrekking tot het maximum aantal bezoekers voor sterk geluiddragende evenementen. Ook heeft de raad ten onrechte niet toegelicht waarom er is gekozen voor maximaal zes reguliere evenementen en maximaal vier sterk geluiddragende evenementen op de twee evenementenlocaties binnen het plangebied. Verder heeft de Afdeling in de tussenuitspraak onder 8.3 overwogen dat de raad ten onrechte niet in artikel 24.4.2, aanhef en onder c, van de planregels heeft opgenomen dat het moet gaan om legale werken of werkzaamheden.
4.       Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het plan vastgesteld in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 25 mei 2021 is gegrond, zodat dit besluit dient te worden vernietigd, voor zover het betreft artikel 6.1, aanhef en lid e, van de planregels, artikel 24.4.2, aanhef en lid c, van de planregels en de functieaanduidingen "specifieke vorm van verkeer - evenemententerrein - 1" en "specifieke vorm van verkeer - evenemententerrein - 2" die rusten op de gronden zoals nader weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart.
Opdracht in de tussenuitspraak
5.       Met inachtneming van wat is overwogen onder 6.1 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om uit de planregels, die van toepassing zijn op de gronden waaraan de bestemming "Centrum" is toegekend, te schrappen dat bedrijven in categorie 2 van de bij de planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk worden gemaakt. Ook heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om met inachtneming van wat is overwogen onder 7.4, 7.5 en 7.6 alsnog in de planregels een maximum te stellen aan het aantal bezoekers voor een sterk geluiddragend evenement voor allebei de evenementenlocaties en alsnog te motiveren waarom er maximaal 10 evenementen per locatie mogen worden georganiseerd. Verder heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om met inachtneming van wat is overwogen onder 8.3 alsnog in artikel 24.4.2 van de planregels te waarborgen dat deze planregeling ziet op legale werken en werkzaamheden.
Herstelbesluit
6.       Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 20 juni 2023 het bestemmingsplan "Heerjansdam bedrijventerrein Gors" opnieuw en gewijzigd vastgesteld. Dit besluit is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ook onderwerp van het geding. Het beroep van [appellanten] is van rechtswege gericht tegen dit besluit.
7.       In het gewijzigde vastgestelde bestemmingsplan is in artikel 6.1, aanhef en lid e, van de planregels geschrapt dat bedrijven in categorie 2 van de bij de planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk worden gemaakt op de gronden waaraan de bestemming "Centrum" is toegekend. In plaats daarvan is toegevoegd dat het moet gaan om bedrijven in categorie 1 van de bij de planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Daarnaast is in de planregels een maximum gesteld aan het aantal bezoekers voor een sterk geluiddragend evenement voor allebei de evenementenlocaties binnen het plangebied. Zo is in artikel 7.3.1, lid a, van de planregels en in artikel 12.4.2, lid a, van de planregels toegevoegd dat voor het evenemententerrein in het noordelijke deel van de Groene Zoom het maximum aantal bezoekers voor een sterk geluiddragend evenement 3.000 is. Op grond van artikel 12.4.2, lid b, van de planregels is het maximum aantal bezoekers voor een sterk geluiddragend evenement op het evenemententerrein aan het Dorpsplein 1.720. Ook is in paragraaf 2.4.4 van de plantoelichting gemotiveerd waarom er maximaal 10 evenementen per evenementenlocatie mogen worden georganiseerd. Verder is in artikel 24.4.2, aanhef en lid c, van de planregels het woord "legaal" toegevoegd, zodat deze planregeling ziet op legale werken en werkzaamheden.
Zienswijze
8.       Hierna zal de Afdeling aan de hand van de door [appellanten] naar voren gebrachte zienwijze beoordelen of de raad met het besluit heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak.
9.       De Afdeling ziet dat de beroepsgronden uit de zienswijze van [appellanten] gaan over het in de planregels vastgestelde maximum aantal toegestane bezoekers en het maximum aantal evenementen op het evenemententerrein in het noordelijke deel van de Groene Zoom en het evenemententerrein aan het Dorpsplein.
- Onvoldoende inspraak evenementenbeleid
10.     [appellanten] stellen dat het evenementenbeleid voor hen niet voldoende kenbaar was en dat zij niet voldoende inspraak hebben gehad op dit beleid. Zo stellen zij dat niemand een zienswijze kon indienen tegen het evenementenbeleid, omdat het evenementenbeleid niet online te vinden was en het e-mailadres waar een zienswijze naar kon worden gestuurd niet bestond.
10.1.  Voor de planregels voor evenementen binnen het plangebied is aansluiting gezocht bij het "Evenementenbeleid gemeente Zwijndrecht" van 22 juni 2021 (hierna: het evenementenbeleid) zo staat in paragraaf 2.4.4 van de plantoelichting.
10.2.  Voor zover [appellanten] stellen dat de wijze van totstandkoming van het evenementenbeleid niet in overeenstemming is met artikel 3:2 van de Awb, overweegt de Afdeling dat het evenementenbeleid van 18 maart 2021 tot en met 28 april 2021 ter inzage is gelegd. De Afdeling overweegt daarbij dat de publicatie over het evenementenbeleid in het Gemeenteblad, zoals gepubliceerd op www.overheid.nl (officiële bekendmakingen), een link bevat naar de tekst van de evenementenbeleid. Daarnaast staat in de publicatie in het Gemeenteblad dat er zowel schriftelijk, per e-mail als mondeling een inspraakreactie kan worden ingediend tegen de inhoud van het evenementenbeleid. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het evenementenbeleid niet in overeenstemming met artikel 3:2 van de Awb tot stand is gekomen.
Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat voor zover [appellanten] stellen dat het evenementenbeleid niet kenbaar was, zij het evenementenbeleid hebben gevoegd bij hun zienswijze. De locatieprofielen waren op het tijdstip van het herstelbesluit bekend en het beleid dus ook.
- Maximum aantal toegestane bezoekers
11.     [appellanten] voeren aan dat uit de locatieprofielen van het evenementenbeleid volgt dat voor alle locaties de maximale aantallen bezoekers stevig worden ingeperkt, terwijl dit voor het evenemententerrein aan het Dorpsplein niet is gebeurd. Zo wijzen zij erop dat de raad ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom het op het evenemententerrein aan het Dorpsplein wel aanvaardbaar zou zijn om het maximale aantal bezoekers toe te laten, terwijl op het evenemententerrein aan de Walburg het aantal bezoekers wordt ingeperkt van 9.563 bezoekers naar 3.000.
11.1.  In het evenementenbeleid is het aantal bezoekers berekend aan de hand van het oppervlakte van het parkeerterrein en/of het terrein van de desbetreffende evenementenlocatie. Voor het evenemententerrein aan de Walburg is vastgesteld dat het oppervlakte van het parkeerterrein ongeveer 4.500 m2 is en dat ongeveer 15% van dit oppervlak zal worden gebruikt voor onder meer het podium en tenten voor een event. Daarnaast is als uitgangspunt genomen dat ongeveer 2,5 personen kunnen staan op 1 m2. Van het evenemententerrein aan de locatie Walburg kunnen maximaal 9.563 personen gebruik maken. In het evenementenbeleid staat dat hoewel het vorenstaande theoretisch mogelijk is, de gemeente een maximum aantal toegestane bezoekers van 3.000 personen hanteert voor het evenemententerrein aan de Walburg. Voor evenementen moet rekening gehouden worden met de reguliere functies in en rondom het winkelcentrum Walburg. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat voldoende parkeerplaatsen beschikbaar blijven voor die reguliere functies. De evenementenorganisator moet daarmee rekening houden. Op het parkeerterrein Walburg mogen geen C-evenementen (risico-evenementen) worden georganiseerd.
11.2.  Voor het evenemententerrein aan het Dorpsplein is vastgesteld in het evenementenbeleid dat de oppervlakte van het evenemententerrein 810 m2 is en dat ongeveer 15% van dit oppervlak zal worden gebruikt voor onder meer het podium en tenten voor een event. Daarnaast is als uitgangspunt genomen dat ongeveer 2,5 personen kunnen staan op 1 m2. Voor het evenemententerrein aan het Dorpsplein kunnen maximaal 1.720 personen gebruik maken. Ook hier is een belangrijk uitgangspunt dat voldoende parkeerplaatsen beschikbaar blijven voor de reguliere functies. De evenementenorganisator moet daarmee rekening houden. Verder mogen er geen C-evenementen (risico-evenementen) worden georganiseerd.
11.3.  De Afdeling is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de raad voldoende heeft gemotiveerd dat op het evenemententerrein aan het Dorpsplein een maximum van 1.720 personen is toegestaan. Daarbij heeft de Afdeling, behalve het evenementenbeleid zoals hierboven weergegeven, betrokken dat in paragraaf 2.4.4 van de plantoelichting is uiteengezet dat het maximum aantal gelijktijdige bezoekers is gebaseerd op de beschikbare ruimte, maar ook om onevenredig negatieve ruimtelijke effecten (bijvoorbeeld op het gebied van parkeren) te voorkomen.
Het betoog faalt.
- Maximum aantal evenementen per jaar
12.     [appellanten] voeren aan dat het onduidelijk is waarom de raad heeft gekozen voor maximaal tien evenementen per locatie. Volgens hen worden er op het evenemententerrein aan het Dorpsplein slechts twee evenementen per jaar en op het evenemententerrein aan de Groene Zoom één evenement per jaar georganiseerd. Volgens [appellanten] is er sprake van te veel flexibiliteit, omdat er sprake is van het vertienvoudigen van het werkelijke aantal evenementen. Ze verwijzen in dat kader naar de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1019, waarin onder meer wordt ingegaan op het niet in kaart brengen van verkeersbewegingen en het inbouwen van te veel flexibiliteit voor evenementen en de daarmee samenhangende geluidsbelasting voor omwonenden.
12.1.  De Afdeling is van oordeel dat de raad voldoende heeft gemotiveerd waarom er maximaal tien evenementen per locatie per jaar mogen worden georganiseerd. Zo staat in paragraaf 2.4.4 van de plantoelichting dat met tien evenementen per jaar per locatie ruimte wordt geboden voor vernieuwing en een te grote impact op het woon- en leefklimaat en de bereikbaarheid in de omgeving wordt voorkomen. Ook is er een onderscheid gemaakt voor reguliere en sterk geluiddragende evenementen. Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat is het aantal sterk geluiddragende evenementen beperkt tot vier per kalenderjaar op beide evenementenlocaties. Om dezelfde reden zijn ook restricties gesteld aan de openingstijden van evenementen op deze locaties, die beide in een omgeving met ook woningen zijn gesitueerd.
12.2.  Voor zover [appellanten] verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1019, is dit een andere situatie. In die zaak was aangevoerd dat de raad ten onrechte een heel park als evenemententerrein had aangewezen, dat de raad onder meer niet had gemotiveerd hoe hij komt aan het maximum aantal evenementen, dat de maximale geluidbelasting voor evenementen op de dichtstbijzijnde gevel ruimtelijk niet aanvaardbaar is en dat onduidelijk is in hoeverre er rekening is gehouden met de verkeerbewegingen van en naar evenementen. De Afdeling overweegt [appellanten] niet eerder in deze procedure iets hebben aangevoerd over de verkeersgeneratie of vrees voor geluidsoverlast. Hiermee hebben [appellanten] hun beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellanten] in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
12.3.  Het betoog faalt.
- Grootte locatie, parkeren, duur evenementen, verkeersbewegingen en natuurbelangen
13.     [appellanten] voeren aan dat de raad in de plantoelichting weliswaar verwijst naar het evenementenbeleid, maar dat uit dit evenementenbeleid niet blijkt hoe groot de evenemententerreinen zijn, hoe het parkeren bij deze evenemententerreinen is geregeld, hoe lang een evenement mag duren, of er een verplichte rustdag is bij evenementen en ook is onduidelijk of er rekening is gehouden met natuurbelangen.
13.1.  Hiermee hebben [appellanten] hun beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellanten] in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
Conclusie
14.     Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit van 20 juni 2023 ongegrond.
Proceskosten
15.     De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. [appellanten] hebben twee keer om vergoeding van de door hen gemaakte proceskosten - in dit geval reiskosten - verzocht. De Afdeling wijst erop dat zij samen een beroepschrift hebben ingediend en dus worden aangemerkt als één partij. De Afdeling zal de raad daarom veroordelen tot één keer de vergoeding van de gemaakte proceskosten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de uitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2023, nr. 202104335/2/R3, ECLI:NL:RVS:2023:3325, vervallen;
II.       verklaart het beroep van [appellanten] tegen het besluit van de raad van de gemeente Zwijndrecht van 25 mei 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heerjansdam bedrijventerrein Gors" gegrond;
III.      vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Zwijndrecht van 25 mei 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heerjansdam bedrijventerrein Gors", voor zover het betreft artikel 6.1, aanhef en lid e, van de planregels, artikel 24.4.2, aanhef en lid c, van de planregels en de functieaanduidingen "specifieke vorm van verkeer - evenemententerrein - 1" en "specifieke vorm van verkeer - evenemententerrein - 2" die rusten op de gronden zoals nader weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;
IV.      verklaart het beroep van [appellanten] tegen het besluit van de raad van de gemeente Zwijndrecht van 20 juni 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heerjansdam bedrijventerrein Gors" ongegrond;
V.       veroordeelt de raad van de gemeente Zwijndrecht tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 21,99, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VI.      gelast dat de raad van de gemeente Zwijndrecht aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.
w.g. Wortmann
voorzitter
w.g. Van Ewijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2023
867
BIJLAGE