ECLI:NL:RVS:2023:3800
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning
Op 13 oktober 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 8 februari 2023 door de staatssecretaris opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 6 september 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van 13 oktober 2020 vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen met ingang van 17 februari 2021. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris verzocht om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van beide partijen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 oktober 2023, en is vastgesteld door mr. C.J. Borman, met mr. H.J. Jongeneel als griffier.