ECLI:NL:RVS:2023:3760

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
202107900/4/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Achter de Sleutel' en de bescherming van waardevolle bomen in Bergeijk

In deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 11 oktober 2023, zijn de beroepen van twee appellanten tegen het besluit van de raad van de gemeente Bergeijk van 30 september 2021 gegrond verklaard. Dit besluit betrof de vaststelling van het bestemmingsplan 'Achter de Sleutel'. De Afdeling had eerder, in een tussenuitspraak van 19 april 2023, de raad opgedragen om binnen 16 weken de gebreken in het besluit te herstellen. De appellanten, wonend in Riethoven, stelden dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met de bescherming van waardevolle bomen en de verkeersveiligheid in de omgeving. De Afdeling oordeelde dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan had moeten overwegen of de bomen op de kadastrale percelen 2526, 2527 en 2528, die zich in een waardevol vlak bevinden, beschermd moesten worden. Ook werd vastgesteld dat de verkeersafwikkeling niet adequaat was onderbouwd. De Afdeling vernietigde het besluit van 30 september 2021 en verklaarde de beroepen tegen het herstelbesluit ongegrond. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

202107900/4/R2.
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Riethoven, gemeente Bergeijk (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te Riethoven, gemeente Bergeijk (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Bergeijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1523 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het besluit van de raad van 30 september 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Achter de Sleutel" te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 4 juli 2023 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "Achter de Sleutel" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[appellant sub 1] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
De tussenuitspraak
1.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak, onder 11.3, overwogen dat de bomen op de kadastrale percelen 2526, 2527 en 2528 in de kaart "waardevolle vlakten, structuren en bomen Riethoven" zijn aangeduid met een blauw vlak. Gelet hierop zijn deze bomen gelegen in een waardevol vlak. Dit betekent dat het in artikel 4:11, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2021 gemeente Bergeijk opgenomen verbod op het vellen van een houtopstand niet geldt, als door het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt verleend volgens het derde lid van deze bepaling. Om die reden had de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan moeten bezien of deze bomen moeten worden beschermd door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting of een vergelijkbare figuur in het plan ten behoeve van het behoud van deze bomen. Dat is in dit geval niet gebeurd.
De Afdeling heeft daarnaast in de tussenuitspraak, onder 13.3.1 tot en met 13.3.3, overwogen dat er terecht op werd gewezen dat de voorwaardelijke verplichting die is opgenomen in artikel 6.5.3 van de planregels alleen is gekoppeld aan de verhardingen die op grond van artikel 6.1 van de planregels op de gronden met de bestemming "Wonen" mogelijk zijn. Datzelfde geldt voor de door de raad voorgestelde wijziging van artikel 6.5.3. Bij het berekenen van de benodigde waterberging is echter ook rekening gehouden met de verhardingen die op grond van de artikelen 3.1 en 5.1 op de gronden met de bestemmingen "Groen" en "Verkeer - Verblijfsgebied" mogelijk zijn. De waterberging van die verhardingen is ten onrechte niet geborgd met artikel 6.5.3 van de planregels.
In de tussenuitspraak, onder 17.5, heeft de Afdeling tot slot overwogen dat niet kan worden gecontroleerd dat/of sprake zal zijn van een toename van het aantal verkeersbewegingen van ruim 300 en dat sprake zal zijn van gelijke spreiding over de ontsluitingspunten, omdat niet duidelijk is welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij het berekenen van de verkeerstoename en evenmin duidelijk is gemaakt wat de huidige verkeersbelasting is ten opzichte waarvan de toename moet worden afgezet. Uit paragraaf 4.11 van de plantoelichting volgt namelijk niet welke CROW-publicatie is gebruikt en welke stedelijkheidsgraad en gebiedstype zijn gehanteerd.
2.       Gelet hierop zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 30 september 2021 gegrond. Dat besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Opdrachten in de tussenuitspraak
3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen de gebreken in het besluit van 30 september 2021 te herstellen. De raad dient hiertoe:
- te bezien of de bomen op de kadastrale percelen 2526, 2527 en 2528, die zich bevinden in een waardevol vlak, moeten worden beschermd door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting of een vergelijkbare figuur in het plan ten behoeve van het behoud van deze bomen, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen;
- een toereikende voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de waterberging in de planregels op te nemen;
- toereikend te motiveren welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij het berekenen van de verkeerstoename en waarom die toename, gelet op de huidige verkeersbelasting en wegstructuur, aanvaardbaar is, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.
Herstelbesluit
4.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad met het herstelbesluit het bestemmingsplan "Achter de Sleutel" opnieuw en gewijzigd vastgesteld door de artikelen 3.3.1, 4.3.1, 5.3.1, 6.6.1, 6.6.1 en 6.6.3 en de plantoelichting te wijzigen.
Het beroep van rechtswege
5.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
6.       Het herstelbesluit is een besluit ter vervanging van het besluit van 30 september 2021 en is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding.
7.       [appellant sub 2] heeft naar aanleiding van het herstelbesluit geen zienswijze naar voren gebracht. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 2] geen bezwaren heeft tegen het herstelbesluit. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 2] tegen dat besluit is daarom ongegrond.
8.       Het beroep van [appellant sub 1] is van rechtswege gericht tegen het herstelbesluit. Wat hij als zienswijze naar voren heeft gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen het herstelbesluit.
9.       De Afdeling zal hierna aan de hand van de naar voren gebrachte zienswijze beoordelen of de raad met het herstelbesluit heeft voldaan aan de opdrachten in de tussenuitspraak. Ook zal de Afdeling nog ingaan op de beroepsgrond over de verkeersafwikkeling en -veiligheid die onder 18 van de tussenuitspraak is vermeld, waarover nog definitief moet worden geoordeeld.
Verkeer
10.     [appellant sub 1] betoogt dat onduidelijk is of het verkeer goed en veilig kan worden afgewikkeld. De stelling van de raad dat het gebied de extra verkeersbewegingen aan kan, is volgens hem niet onderbouwd, omdat een verkeerskundig onderzoek ontbreekt.
Daarnaast zal volgens [appellant sub 1] als gevolg van het plan de verkeersonveilige situatie bij de Gildestraat verslechteren. Hij wijst op het krappe profiel van deze straat, waardoor geen voetpad aanwezig is en het fietspad wordt gebruikt als parkeerstrook. Hierdoor maken gemotoriseerd verkeer, fietsers en voetgangers gebruik van dezelfde rijbaan, zo voert [appellant sub 1] aan.
10.1.  Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad paragraaf 4.11 van de plantoelichting gewijzigd en de door Exante opgestelde notitie "Verkeersafwikkeling bestemmingsplan "Achter de Sleutel Riethoven"" van 6 juli 2023 (hierna: de notitie) als bijlage 12 bij de plantoelichting gevoegd.
In de notitie is vermeld dat aan de hand van de kencijfers uit de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" de toename van het verkeer als gevolg van de ontwikkeling van het plangebied is berekend. Bij die berekening is uitgegaan van het gebiedstype "rest bebouwde kom" en de stedelijkheidsgraad "niet stedelijk". Uit de berekening volgt dat de ontwikkelingen waarin het plan voorziet, leiden tot een verkeersgeneratie van maximaal 338 op een weekdag.
In de notitie is vermeld dat zowel de Gildestraat als de Tonterstraat erftoegangswegen zijn, waarvoor een richtgrens van maximaal 5.000 tot 6.000 motorvoertuigen per weekdag (hierna: mvt/weekdag) wordt aangehouden. Als gevolg van het plan zal de verkeerintensiteit van de Gildestraat maximaal 1.100 mvt/weekdag bedragen. De verkeersintensiteit van de Tonterstraat zal maximaal 425 mvt/weekdag bedragen. In de notitie is vermeld dat de inrichting van zowel de Gildestraat als de Tonterstraat het extra verkeer aankan zonder dat de verkeersveiligheid wordt aangetast. Wat betreft de Gildestraat wordt in de notitie opgemerkt dat een trottoir langs deze straat niet noodzakelijk is. Voetgangers kunnen op diverse plaatsen uitwijken naar de berm indien dat nodig is. Daarnaast is een duidelijke fietsstrook aanwezig, waardoor automobilisten er attent op worden gemaakt dat zich langzaam verkeer op de rijbaan kan bevinden, zo staat in de notitie.
10.2.  Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad om die redenen zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot verkeersonveilige situaties.
Het betoog slaagt niet.
Overig
11.     [appellant sub 1] betoogt in de zienswijze nog dat onvoldoende aandacht is besteed aan de effecten van het project op de omgeving. Hij is van mening dat het project geen wenselijke ontwikkeling is en dat de gevolgen voor omwonenden disproportioneel zijn. Ook leidt het herstelbesluit volgens [appellant sub 1] tot een onnodige en onevenredige aantasting van het gebied. De raad kon zich daarom niet op het standpunt stellen dat het herstelbesluit strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zo voert [appellant sub 1] aan.
11.1.  De Afdeling begrijpt het betoog over de onevenredige aantasting van het gebied zo dat het herstelbesluit is vastgesteld in strijd met de Structuurvisie Bergeijk "Leven en beleven tussen bossen, beken en boerenland" (hierna: de structuurvisie). In deze structuurvisie zijn namelijk de waarden van dit gebied beschreven. De onderbouwing in het besluit van 30 september 2021 over de structuurvisie is in het herstelbesluit overgenomen. Onder 4.1 tot en met 4.3 van de tussenuitspraak is op de beroepsgronden over de structuurvisie en daarbij dus ook over de vraag of de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen het gebied aantasten, al ingegaan. De Afdeling overweegt dat zij behalve in uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat de Afdeling uitgaat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel.
Uit wat in de tussenuitspraak en in deze uitspraak is overwogen volgt ten slotte dat geen aanknopingspunten bestaan dat de raad het plan in strijd met de goede ruimtelijke ordening heeft vastgesteld en de gevolgen voor omwonenden disproportioneel zijn.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
12.     De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn, gelet op de tussenuitspraak, gegrond. Het besluit van 30 september 2021 dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het herstelbesluit zijn ongegrond.
13.     De raad hoeft de proceskosten van [appellant sub 2] niet te vergoeden. De raad moet de proceskosten van [appellant sub 1] wel vergoeden.
14.     [appellant sub 1] heeft verzocht om vergoeding van de reiskosten voor meerdere personen. Indien meerdere personen gezamenlijk één beroepschrift hebben ingediend, worden als regel slechts voor een van de gezamenlijk procederende appellanten reiskosten vergoed. Er bestaat geen aanleiding om daarop in dit geval een uitzondering te maken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Bergeijk van 30 september 2021 gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bergeijk van 30 september 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Achter de Sleutel";
III.      verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Bergeijk van 4 juli 2023 ongegrond;
IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Bergeijk tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.146,29, waarvan € 2.092,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V.       gelast dat de raad van de gemeente Bergeijk aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a.       € 181,00 aan [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b.       € 181,00 aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Franke, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Franke
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023
926