ECLI:NL:RVS:2023:3726
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 maart 2023. De rechtbank had eerder het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 december 2022 had besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te willigen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet verder gemotiveerd hoeft te worden.
De Raad van State bevestigt dat het hoger beroep geen nieuwe rechtsvragen aan de orde stelt die aanleiding geven om anders te oordelen dan in eerdere uitspraken, zoals die van 26 november 2021. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, en de uitspraak is in het openbaar gedaan.