ECLI:NL:RVS:2023:3596
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlenging overdracht vreemdeling aan Italië
Op 1 september 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de termijn voor de overdracht van de vreemdeling aan Italië met achttien maanden verlengd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. Bij uitspraak van 12 december 2022 verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze zaak de rechtsvraag beantwoord die in de enige grief is opgeworpen. De Afdeling concludeert dat de verlenging van de termijn voor de overdracht van de vreemdeling aan Italië een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is om van het beroep tegen de verlenging kennis te nemen. De grief van de vreemdeling slaagt, en het hoger beroep wordt gegrond verklaard.
De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens wordt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt, tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 26 september 2023.