ECLI:NL:RVS:2023:3463

Raad van State

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
202106658/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bestuursdwangsluiting woning wegens drugsvondst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 25 augustus 2021 een eerdere beslissing van de burgemeester van Bergen (LB) heeft beoordeeld. De burgemeester had op 13 november 2019 een last onder bestuursdwang opgelegd tot sluiting van de woning van [appellant] in Siebengewald voor drie maanden, en op 26 maart 2020 voor twaalf maanden, na het aantreffen van hennepplanten en later harddrugs in de woning. De rechtbank oordeelde dat de sluiting voor drie maanden niet voldoende was gemotiveerd, maar bevestigde de sluiting voor twaalf maanden, gezien de ernst van de situatie en de herhaling van overtredingen. In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de sluiting voor twaalf maanden niet noodzakelijk was en dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 8 augustus 2023. De rechters hebben geconcludeerd dat de argumenten van [appellant] niet voldoende waren om de eerdere uitspraak van de rechtbank te weerleggen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202106658/1/A3.
Datum uitspraak: 13 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Siebengewald, gemeente Bergen (LB),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 25 augustus 2021 in zaak nr. 20/2369 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Bergen (LB).
Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2019 heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang aan [appellant] opgelegd tot sluiting van de woning aan de [locatie] in Siebengewald (hierna: de woning) voor drie maanden.
Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de burgemeester nog een last onder bestuursdwang aan [appellant] opgelegd tot sluiting van de woning voor dit keer twaalf maanden.
Bij besluit van 3 augustus 2020 heeft de burgemeester het door [appellant] tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 augustus 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:6659, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het gaat over het besluit van 13 november 2019 en de sluiting van drie maanden. Zij heeft het besluit van 3 augustus 2020 in zoverre vernietigd, het besluit van 13 november 2019 herroepen voor zover de woning voor drie maanden is gesloten en [appellant] een waarschuwing gegeven. De rechtbank heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 3 augustus 2020. Voor het overige heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 8 augustus 2023 behandeld. [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Engels, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S.N.J. Kerkhoff, hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] woont aan de [locatie] in Siebengewald. Op 30 augustus 2019 zijn door de politie naar aanleiding van een melding via Meld Misdaad Anoniem in de achtertuin bij de woning zeventien hennepplanten aangetroffen. Dit is vastgelegd in een bestuurlijke rapportage van 3 september 2019. De burgemeester heeft de woning naar aanleiding daarvan op grond van artikel 13b van de Opiumwet en de Beleidsregel ex artikel 13b Opiumwet (Damocles) voor lokalen en woningen 2019 (hierna: de Beleidsregel) voor drie maanden gesloten. Het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar heeft hij ongegrond verklaard. De woning is vanaf 3 december 2019 feitelijk voor drie maanden gesloten geweest.
1.1.    Op 4 maart 2020, een dag nadat de woning weer open was, heeft de politie een inval in de woning gedaan. Daarbij heeft de politie 10,3 g cocaïne en 4,1 g hasjiesj aangetroffen. Daarnaast heeft de politie twee boksbeugels, pepperspray, een taser, munitie (scherpe patronen) en onderdelen van munitie (lege hagelpatronen) aangetroffen. Dit is vastgelegd in een bestuurlijke rapportage van 6 maart 2020. De burgemeester heeft de woning opnieuw gesloten. Dit keer voor twaalf maanden. Het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar heeft de burgemeester ongegrond verklaard. De woning is vanaf 24 maart 2020 feitelijk voor twaalf maanden gesloten geweest.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft over beide sluitingen een oordeel gegeven.
2.1.    Over de sluiting voor drie maanden heeft de rechtbank geoordeeld dat de burgemeester de noodzakelijkheid van de sluiting ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde onvoldoende heeft gemotiveerd. Er zijn alleen zeventien hennepplanten aangetroffen, waarvan [appellant] stelt dat hij die voor eigen (medicinaal) gebruik houdt. Van het illegaal aftappen van stroom was geen sprake en er zijn ook geen andere attributen aangetroffen die normaal gesproken bij een hennepplantage worden aangetroffen. Van aanloop naar de woning is niet gebleken. Dat sprake is van een ernstig geval op grond waarvan direct tot sluiting kan worden overgegaan is daarom niet gebleken volgens de rechtbank. De burgemeester heeft daarom redelijkerwijs niet direct tot sluiting van de woning over kunnen gaan. De burgemeester had moeten volstaan met het opleggen van een waarschuwing, aldus de rechtbank.
2.2.    Over de sluiting voor twaalf maanden heeft de rechtbank geoordeeld dat de burgemeester daartoe redelijkerwijs heeft kunnen besluiten. De burgemeester heeft daarbij mogen betrekken dat het ging om een tweede overtreding die plaatsvond een dag nadat [appellant] weer mocht terugkeren naar zijn woning. Het ging daarnaast om een handelshoeveelheid harddrugs. [appellant] heeft geen geloofwaardige verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de drugs, anders dan dat hij er niets van af weet. Verder heeft [appellant] niet onderbouwd dat hij niet (tijdelijk) zonder de aanpassingen in zijn woning kan. Van een bijzondere binding met zijn woning is niet gebleken, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de sluiting voor twaalf maanden niet noodzakelijk en niet evenredig was. Daarnaast vindt hij dat er bijzondere feiten en omstandigheden zijn die ertoe moeten leiden dat de burgemeester op grond van de hardheidsclausule in artikel 5 van de Beleidsregel en artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht afwijkt van het door hem gevoerde beleid. Ter onderbouwing van zijn betoog voert hij aan dat er slechts één keer harddrugs is aangetroffen, dat hij nooit heeft gehandeld in hard- of softdrugs en dat er ook geen aanwijzingen voor handel in drugs zijn aangetroffen. Het is hem volstrekt onbekend hoe de cocaïne in zijn woning terecht is gekomen. De sluiting van zijn woning heeft daarnaast vele nadelige gevolgen. Hij ontvangt een Wajong-uitkering waarmee hij normaal gesproken net zijn vaste lasten kan dekken. Extra kosten voor onderdak kan hij vrijwel onmogelijk dragen, aldus [appellant].
Beoordeling hoger beroep
4.       De sluiting voor drie maanden is niet aangevochten en staat daarmee in rechte vast. Tussen partijen is in geschil of het oordeel van de rechtbank over de sluiting voor de duur van twaalf maanden in stand kan blijven.
4.1.    De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de hiervoor onder 2.2 weergegeven overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daaraan nog het volgende toe.
4.2.    In hoger beroep heeft [appellant] aangevoerd - onder overlegging van een afschrift van zijn justitiële documentatie - dat hij niet veroordeeld is voor harddrugsbezit/-handel. Dat leidt echter niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten de vraag of het afschrift betrekking heeft op dezelfde gedragingen, overweegt de Afdeling dat hier een bestuursrechtelijke (herstel) sanctie voorligt die kan worden opgelegd naar aanleiding van dezelfde gedragingen als waarvoor ook nog een stafrechtelijke procedure loopt. Daarbij komt dat in het strafrecht een ander toetsingskader geldt, waarbij de strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt beoordeeld.
4.3.    Het betoog dat hij afhankelijk is van de aanpassingen in zijn woning, heeft [appellant] ook in hoger beroep niet onderbouwd. Voor zover [appellant] in hoger beroep heeft betoogd dat zijn financiële draagkracht beperkt is omdat hij een Wajong-uitkering ontvangt, is dat onvoldoende om tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen. Daarvoor is van belang dat [appellant] geen verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de drugs en wapens anders dan dat hij er niets van af wist en dat hij door de eerdere sluiting gewaarschuwd was.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. A. ten Veen en mr. C.H. Bangma, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Meerman, griffier.
w.g. Wissels
voorzitter
w.g. Meerman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023
960