202305668/2/V2.
Datum uitspraak: 11 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 1 september 2023 in zaak nr. NL23.19645 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2023 heeft de staatssecretaris bepaald dat op 4 september 2023 het recht op bescherming eindigt dat de vreemdeling geniet op grond van Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 (hierna: het Uitvoeringsbesluit).
Bij uitspraak van 1 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij zal worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit, op hem van toepassing blijft.
1.1. In zijn uitspraak van 1 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3349, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling in een zaak van een andere zogeheten ‘derdelander’ die uit Oekraïne naar Nederland was gevlucht, bepaald dat deze bij wijze van voorlopige voorziening zal worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit, op hem van toepassing blijft. Naar aanleiding daarvan heeft de staatssecretaris op 2 september 2023 meegedeeld dat ook andere derdelanders die uit Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht en niet de Oekraïense nationaliteit hebben, in Nederland mogen blijven tot de Afdeling een eindoordeel geeft over het beëindigen van het recht op tijdelijke bescherming voor deze groep. 1.2. De vreemdeling heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij behoort tot deze groep derdelanders. Desondanks weigert de gemeente hem opvang, omdat hij zich op 22 augustus 2023 heeft uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen. Dat deed hij naar eigen zeggen op aanraden van de gemeente zelf omdat hij plek zou moeten maken in de opvang. De vreemdeling heeft zich sindsdien niet meer opnieuw kunnen inschrijven, waardoor hij op dit moment geen gebruik kan maken van de rechten die uit de Richtlijn Tijdelijke Bescherming voortvloeien, waaronder opvang.
1.3. De staatssecretaris heeft desgevraagd laten weten dat hij zich in dit specifieke geval niet verzet tegen het treffen van een voorlopige voorziening. Hij heeft daarbij wel opgemerkt dat hij niet kan toezeggen dat de vreemdeling in dezelfde gemeente opvang krijgt waar hij tot voor kort verbleef. Daarom moet de vreemdeling er rekening mee houden dat hij zal worden geplaatst in de crisisnoodopvang.
1.4. Gelet op het voorgaande en de belangen die de vreemdeling en de staatssecretaris naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening. Met deze beslissing benadrukt de voorzieningenrechter dat de mededeling van de staatssecretaris van 2 september 2023 in dit geval ook op de vreemdeling van toepassing is.
2. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling wordt behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit, op hem van toepassing is;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Baldinger
voorzieningenrechter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2023
853-987