ECLI:NL:RVS:2023:3416

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
202301230/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 6 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besloten om de aanvragen van vier vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A. Jhingoer, hebben hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 20 februari 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 2 juni 2023 laten weten dat hij de eerdere besluiten heeft ingetrokken en dat de asielaanvragen van de vreemdelingen nu in de nationale asielprocedure zullen worden behandeld. De vreemdelingen hebben echter aangegeven het hoger beroep niet te willen intrekken, omdat zij de staatssecretaris willen veroordelen in de proceskosten.

De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdelingen hun doel hebben bereikt met de intrekking van de besluiten door de staatssecretaris. De Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin is vastgesteld dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, als gevolg van tijdsverloop, de asielaanvragen alsnog in behandeling neemt. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 7 september 2023.

Uitspraak

202301230/1/V1.
Datum uitspraak: 7 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling A],[vreemdeling B],[vreemdeling C] en [vreemdeling D],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 20 februari 2023 in zaak nr. NL23.585 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 6 januari 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 20 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft nadere stukken ingediend.
De vreemdelingen hebben daar desgevraagd op gereageerd.
Overwegingen
1.       Bij brief van 2 juni 2023 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling laten weten dat hij de besluiten van 6 januari 2023 heeft ingetrokken en dat hij de asielaanvragen van de vreemdelingen in de nationale asielprocedure zal behandelen, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken. In reactie daarop hebben de vreemdelingen laten weten dat zij geen aanleiding zien het hoger beroep in te trekken nu de staatssecretaris stelt geen reden te zien de proceskosten te vergoeden. Zij verzoeken de Afdeling de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De vreemdelingen hebben namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat zij hebben bereikt wat zij met hun hoger beroep beogen doordat de staatssecretaris hun asielaanvragen alsnog in behandeling heeft genomen.
3.       Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2, volgt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, zoals in dit geval, als gevolg van tijdsverloop de asielaanvragen alsnog in behandeling neemt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2023
488-1061