ECLI:NL:RVS:2023:3382

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
202204164/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan en gebruiksovergangsrecht in de gemeente Texel

Op 6 september 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Tweede Reparatieplan Buitengebied Texel" dat op 28 april 2022 door de gemeenteraad van Texel was vastgesteld. De appellanten, waaronder bewoners van De Waal en een agrarisch bedrijf, stelden beroep in tegen de vaststelling van het bestemmingsplan, met name over de bestemming van bijgebouwen en de toepassing van het overgangsrecht. Appellant sub 1, eigenaar van een perceel in De Waal, betoogde dat een bijgebouw ten onrechte niet was bestemd voor recreatief gebruik, terwijl hij meende dat dit gebruik onder het gebruiksovergangsrecht viel. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat appellant sub 1 niet aannemelijk had gemaakt dat het recreatieve gebruik voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" was aangevangen en ononderbroken was voortgezet. De raad had de afwijzing van het verzoek om het gebruik te legaliseren deugdelijk gemotiveerd.

Appellanten sub 2, ook bewoners van Texel, voerden aan dat hun appartementen ten onrechte niet als verblijfsrecreatief gebruik waren bestemd. De Afdeling oordeelde dat ook zij niet konden aantonen dat het gebruik op de peildatum al plaatsvond. Appellante sub 3, die een agrarisch bedrijf exploiteert, was het niet eens met de archeologische dubbelbestemmingen die aan haar gronden waren toegekend. De Afdeling oordeelde dat de raad de archeologische waarden voldoende had onderbouwd en dat de bestemmingen niet in de weg stonden aan normaal agrarisch gebruik.

De uitspraak leidde tot de vernietiging van de aan bepaalde percelen toegekende archeologische dubbelbestemmingen, maar de beroepen van de andere appellanten werden ongegrond verklaard. De raad werd opgedragen om de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan. De proceskosten van appellante sub 3 werden vergoed, terwijl de raad geen kosten hoefde te vergoeden aan de andere appellanten.

Uitspraak

202204164/1/R1.
Datum uitspraak: 6 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te De Waal, gemeente Texel,
2. [ appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Den Hoorn, gemeente Texel,
3. [ appellante sub 3], gevestigd te De Waal, gemeente Texel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Texel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Tweede Reparatieplan Buitengebied Texel" (hierna: het reparatieplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en [appellante sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2023, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. C.H. Witte, rechtsbijstandverlener te Texel, [appellanten sub 2], eveneens bijgestaan door mr. C.H. Witte, en de raad, vertegenwoordigd door E. Sickmann zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op het reparatieplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013" en de regels van het bestemmingsplan "Reparatieplan buitengebied Texel" van toepassing. Het reparatieplan is opgesteld voor het herstel van fouten, aanpassingen naar aanleiding van de Strandnota 2019 en aanpassingen naar aanleiding van gerechtelijke uitspraken.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
3. De relevante planregels zijn opgenomen in bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Het beroep van [appellant sub 1]
4. [ appellant sub 1] woont in de stolp "[naam A]" aan de [locatie 1] in De Waal. Hij is sinds 1983 eigenaar van dit perceel. Hij voert aan dat een bijgebouw op zijn perceel dat recreatief wordt gebruikt ten onrechte niet is bestemd voor recreatief gebruik. Het gebruik wordt volgens hem beschermd door het gebruiksovergangsrecht. Volgens [appellant sub 1] valt het gebruik onder het gebruiksovergangsrecht van achtereenvolgens het bestemmingsplan "Buitengebied 1996", in werking getreden op 6 augustus 1997, en het bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013", omdat dit gebruik voor de inwerkingtreding van eerstgenoemd bestemmingsplan is aangevangen en nadien ononderbroken is voortgezet. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een taxatieverslag overgelegd, waarin staat dat het bouwwerk voor de heffing van onroerende zaakbelasting in 2004 is getaxeerd als zomerhuis. Verder heeft [appellant sub 1] zijn betoog onderbouwd met vijf verklaringen van bezoekers, waaruit volgens hem blijkt dat het bijgebouw steeds in gebruik is geweest als vakantiehuisje. Daarnaast heeft hij passages uit een gastenboek uit 1993-1994 overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat het bijgebouw voor 1997 recreatief werd gebruikt. Ook heeft hij gewezen op een plattegrond uit 1986, waarop volgens hem het bijgebouw staat ingetekend. Verder heeft [appellant sub 1] gesteld dat hij sinds de invoering van toeristenbelasting, deze afdraagt voor het gebruik van het bijgebouw. Volgens [appellant sub 1] gaat het college er onterecht van uit dat het algemeen gebruiksverbod dat is opgenomen in artikel 32 van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" ook geldt voor strijdig gebruik dat voor inwerkingtreding van dit plan plaatsvond.
Voorts voert [appellant sub 1] aan dat de raad het verzoek om het bestaande recreatieve gebruik als zodanig te bestemmen zonder voorafgaande belangenafweging heeft afgewezen.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 11 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2759, is het aan degene die een beroep doet op het overgangsrecht van een bestemmingsplan om aannemelijk te maken dat het met het plan strijdige gebruik op de peildatum plaatsvond en nadien ononderbroken is voortgezet. Het is in dit geval dus aan [appellant sub 1] om aannemelijk te maken dat het strijdige gebruik voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" is aangevangen en nadien ononderbroken onder het bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013" is voortgezet.
4.2. Het perceel, waarop de stolp en het bijbehorende bouwwerk staan, had op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" een agrarische bestemming. In het bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013" is de bestemming "Agrarisch - Oude land" toegekend. Die bestemming is met het onderhavige bestemmingsplan niet gewijzigd.
De Afdeling is van oordeel dat [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het recreatieve gebruik van het bijgebouw onder de beschermende werking van het overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 31, derde lid van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" valt. Op de overgelegde plattegrond uit 1986 is, zoals op de zitting is vastgesteld, het vakantiehuisje niet weergegeven en uit de overgelegde verklaringen en de passages uit het gastenboek kan niet worden afgeleid dat deze zien op het recreatief gebruik van dit vakantiehuisje. Verder dateert het taxatieverslag uit 2004 en van ruim na de relevante peildatum en is daarmee ook niet aannemelijk gemaakt dat het recreatief gebruik ononderbroken is voortgezet. De raad heeft er - tegenover de door [appellant sub 1] overgelegde stukken - namelijk op gewezen dat in de aanvragen om een omgevingsvergunning uit 2014, 2016 en 2020 voor het "kamperen bij de boer" door [appellant sub 1] het vakantiehuisje niet is aangeduid en niet overeenkomstig artikel 3.5, aanhef en onder c, sub 3 in mindering is gebracht op het aantal kampeermiddelen. De stelling van [appellant sub 1] dat hij niet bekend was met de term "recreatief opstal" en daarom het bijgebouw niet heeft aangeduid, is ter verklaring hiervan niet overtuigend. Omdat door [appellant sub 1] niet aannemelijk is gemaakt dat het strijdige gebruik bestond op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" op 6 augustus 1997 en sindsdien ononderbroken is voortgezet, is de uitleg van het ook door [appellant sub 1] genoemde artikel 32 van dat bestemmingsplan verder niet van belang voor de vraag of het gebruik valt onder de beschermende werking van het gebruiksovergangsrecht.
De Afdeling is verder van oordeel dat de raad deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij het recreatief gebruik van het bijgebouw niet als zodanig wil bestemmen. De raad heeft onder verwijzing naar paragraaf 4.3.2 uit de beleidsnota "Toeristisch Toekomst Plan, Texel in balans - naar een authentiek, duurzaam en gastvrij eiland" (hierna: de beleidsnota), uiteengezet dat planologisch alleen in "kamperen bij de boer" is voorzien en dat het omzetten van kampeermiddelen in zomerhuizen ongewenst is om verstening te voorkomen en voldoende kampeermiddelen beschikbaar te houden. [appellant sub 1] heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding voor de raad hadden moeten zijn om van dit beleid af te wijken. Daarom heeft de raad een zwaarder gewicht mogen toekennen aan het in het gemeentelijk beleid vervatte algemeen belang, dan aan het belang van [appellant sub 1] om het bijgebouw recreatief te mogen gebruiken.
Het betoog slaagt niet.
Het beroep van [appellanten sub 2]
5. [ appellanten sub 2] wonen in de stolpboerderij "[naam B]" aan de [locatie 2] in Den Hoorn. Zij zijn in 2007 eigenaren geworden van de stolp. [appellanten sub 2] voeren aan dat de twee appartementen in de stolp ten onrechte niet zijn bestemd voor verblijfsrecreatief gebruik, nu dit gebruik volgens hen onder de beschermende werking van het overgangsrecht valt van achtereenvolgens het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" en het bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013". Zij wijzen erop dat het college er onterecht vanuit gaat dat het algemeen gebruiksverbod dat is opgenomen in artikel 32 van dit bestemmingsplan ook geldt voor strijdig gebruik dat voor inwerkingtreding van dit plan plaatsvond.
Voorts voeren [appellanten sub 2] aan dat de raad het verzoek om het gebruik te legaliseren zonder voorafgaande belangenafweging heeft afgewezen. Dit gebruik vindt volgens hen al 30 jaar plaats zonder enige overlast voor de omgeving.
5.1. Zoals reeds onder 4.1 is overwogen, is het aan degene die een beroep doet op het overgangsrecht van een bestemmingsplan om aannemelijk te maken dat het met het plan strijdige gebruik op de peildatum plaatsvond en nadien ononderbroken is voortgezet. Het is in dit geval dus aan [appellanten sub 2] om aannemelijk te maken dat het strijdige gebruik voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" is aangevangen en nadien ononderbroken is voortgezet.
5.2. Het perceel, waarop de stolp "[naam B]" staat heeft op basis van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013" de bestemming "Wonen". Op grond van artikel 50.1 zijn deze gronden -kort gezegd- bestemd voor permanente bewoning. Verder is op grond van artikel 50.1 onder e, ondergeschikt aan de permanente bewoning verblijfsrecreatie in de vorm van logies met ontbijt toegestaan. Het is niet in geschil dat de twee appartementen niet als een dergelijke vorm van verblijfsrecreatie kunnen worden aangemerkt. Ook op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" had de stolp "[naam B]" een woonbestemming.
De Afdeling is van oordeel dat [appellanten sub 2] niet aannemelijk hebben gemaakt dat het recreatieve gebruik van de bedoelde twee appartementen onder de beschermende werking van het overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 31, derde lid van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" valt. Ter onderbouwing van hun betoog hebben zij slechts gewezen op een pagina uit een door een vorige bewoner geschreven boek waarin een verbouwing in 1992 tot twee zelfstandige appartementjes wordt genoemd. Met alleen dat gegeven hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat het recreatief gebruik van de huidige appartementen op de peildatum van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" op 6 augustus 1997 al plaatsvond en sindsdien ononderbroken is voortgezet. Hierbij betrekt de Afdeling dat de raad erop heeft gewezen dat in de door [appellant sub 2A] ingediende aanvraag voor "Kamperen bij particulier" van 30 december 2006 is verklaard dat er geen recreatieappartementen op het perceel aanwezig zijn. Verder heeft de raad een brief van 4 februari 2008 overgelegd, waarin door [appellant sub 2] wordt medegedeeld dat in het pand aan de [locatie 2] sinds 2007 geen toeristische verhuur meer plaatsvindt. Gelet op de door de raad overgelegde stukken is aannemelijk dat van recreatief gebruik in ieder geval vanaf 2006 geruime tijd geen sprake is geweest en dat het toen ook de intentie was om het recreatief gebruik, zo daar voor 2007 nog sprake van was, beëindigd te houden. Met de enkele stelling dat de appartementen in die periode wel recreatief werden gebruikt door vrienden en bekenden hebben [appellanten sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat het gebruik niettemin ononderbroken is voortgezet. Zij hebben geen nadere gegevens overgelegd, waaruit volgt dat de appartementen in die jaren daadwerkelijk voor recreatief verblijf werden gebruikt. Omdat door [appellanten sub 2] niet aannemelijk is gemaakt dat het strijdige gebruik bestond op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" en nadien ononderbroken is voortgezet, is de uitleg van artikel 32 van dat bestemmingsplan niet van belang voor de vraag of het gebruik valt onder de beschermende werking van het gebruiksovergangsrecht.
De Afdeling is verder van oordeel dat het college onder verwijzing naar de beleidsnota, waarin het beleid is opgenomen om binnen woonbestemmingen alleen logies met ontbijt toe te staan met het oog op de leefbaarheid in woonwijken, deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij het recreatief gebruik van de appartementen niet als zodanig wil bestemmen. [appellanten sub 2] hebben geen bijzondere omstandigheden gesteld die aanleiding voor de raad hadden moeten zijn om van dit beleid af te wijken. Hierbij betrekt de Afdeling dat [appellanten sub 2] zijn gewezen op de mogelijkheid het gebruik om te zetten in logies met ontbijt, wat wel is toegestaan op basis van het bestemmingsplan.
Het betoog slaagt niet.
Het beroep van [appellante sub 3]
Archeologische dubbelbestemmingen
6. [ appellante sub 3] is gevestigd aan de [locatie 3], [locatie 4] en [locatie 5] in De Waal en exploiteert ter plaatse een agrarisch- en kampeerbedrijf. Zij kan zich niet verenigen met de archeologische dubbelbestemmingen die in het reparatieplan aan de gronden zijn toegekend. Volgens haar zijn de gronden ter plaatse reeds verstoord en is daarom de verplichting om een archeologisch rapport op te stellen onnodig en onevenredig belemmerend voor haar. Op een deel van de gronden die met het reparatieplan een archeologische dubbelbestemming krijgen, hebben reeds graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm plaatsgevonden. Verder zijn er bomen geplant, waardoor de grond dieper dan 1 m is uitgegraven en geroerd. Ook wordt een zogenoemde "dieptand" gebruikt, waarvan de tanden langer zijn dan 50 cm. Dit is een landbouwwerktuig met tanden, dat onder andere wordt gebruik om grond los te maken. Uit de door de raad bij de nota van zienswijze overgelegde Quickscan blijkt niet dat met de genoemde werkzaamheden rekening is gehouden. Verder is die Quickscan volgens [appellante sub 3] niet meer geldig. Deze dateert namelijk van
11 december 2018 en heeft een geldigheid van 2 jaar en kan daarom niet ten grondslag worden gelegd aan het toekennen van de archeologische dubbelbestemmingen in het reparatieplan, dat is vastgesteld op
28 april 2022.
6.1. Aan het bestemmingsplan ligt de door Archeologie West-Friesland opgestelde "Quickscan Archeologie; De Waal, [locatie 3]-[locatie 5] Gemeente Texel" van 1 december 2018 (hierna: de Quickscan) ten grondslag. In de Quickscan wordt uiteengezet dat de verwachte locatie van de zogenoemde Sommeltjesberg, een grafheuvel uit de Romeinse tijd, binnen de perceelsgrenzen wordt verwacht. Hoewel de grafheuvel volledig is geëgaliseerd, worden er nog wel archeologische resten in de directe omgeving verwacht, omdat de afgegraven grond in de omgeving is verspreid. Naar aanleiding van de Quickscan is aan gronden binnen een straal van 25 m van de Sommeltjesberg de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" toegekend en op gronden tussen een straal van 25 m en 50 m van de Sommeltjesberg de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3".
6.2. Naar aanleiding van het beroepschrift van [appellante sub 3] heeft de raad de Quickscan laten actualiseren door Archeologie West-Friesland. Dit heeft geleid tot het door Archeologie West-Friesland opgestelde "Archeologisch Vrijstellingsdocument; [locatie 5], De Waal, gemeente Texel" van 11 oktober 2022 (hierna: het Vrijstellingsdocument). Op basis van het Vrijstellingsdocument erkent de raad dat het vanwege de grondroerende werkzaamheden niet nodig is om de toegekende archeologische dubbelbestemmingen volledig te behouden. De raad heeft een uitsnede van de beoogde nieuwe verbeelding overgelegd, waarop een deel van de in het bestreden besluit toegekende archeologische dubbelbestemmingen is verwijderd. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Het betoog slaagt in zoverre. De Afdeling zal hierna onder de conclusie bezien tot welke gevolgen dit moet leiden. Omdat het gewijzigde standpunt van de raad ziet op een gedeelte van de toegekende archeologische dubbelbestemmingen, zal de Afdeling hierna nog het beroep voor zover gericht tegen de resterende archeologische dubbelbestemmingen bespreken.
6.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 23 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU5437, onder 2.3.4, is voor het opnemen van een beschermingsregeling niet vereist dat de aanwezigheid van de archeologische sporen ter plaatse vaststaat, maar dat aannemelijk is dat dergelijke sporen in het gebied voorkomen.
De Afdeling is van oordeel dat de raad de archeologische dubbelbestemmingen deugdelijk heeft onderbouwd aan de hand van de Quickscan, waarin de archeologische verwachting voor vondsten uit de Sommeltjesberg is beschreven, en het Vrijstellingsdocument, waarin het effect van diepere grondroerende activiteiten op die verwachting nader is verwerkt. Uit het Vrijstellingsdocument volgt dat ondanks bodembewerking een groot deel van de archeologische waarden van de Sommeltjesberg bewaard kunnen zijn gebleven. [appellante sub 3] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Quickscan in samenhang met het Vrijstellingsdocument in zoverre onjuist zijn. De raad stelt zich voorts terecht op het standpunt dat deze bestemmingen niet in de weg staan aan normaal agrarisch gebruik van de gronden, nu in de planregels is geregeld dat cyclische en andere grondwerkzaamheden die normaal onderhoud of bodembewerking betreffen zijn uitgezonderd van de omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken.
Het betoog slaagt niet.
Afscherming door een boomsingel
7. [ appellante sub 3] kan zich niet verenigen met de eis dat de afscherming door een boomsingel van een kampeerterrein op het moment van ingebruikneming van het terrein minimaal 2 m hoog moet zijn.
7.1. De raad heeft zich over de in het reparatieplan opgenomen voorwaarde om voor ingebruikname van een kampeerterrein te voorzien in een afscherming door middel van een boomsingel van minimaal 2 m op het standpunt gesteld dat [appellante sub 3] geen belemmering zal ondervinden van deze voorwaarde. De Afdeling stelt vast dat het gaat om de wijziging van een afwijkingsvoorwaarde, die pas relevant is als een afwijkingsvergunning wordt aangevraagd. De Afdeling ziet, gelet op de door de raad op de zitting nader toegelichte luchtfoto van 5 oktober 2022 waarop te zien is dat het kampeerterrein op de gronden van [appellante sub 3] reeds in gebruik is en wordt afgeschermd door een boomsingel geen aanleiding voor het oordeel dat [appellante sub 3] door deze voorwaarde wordt belemmerd.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. De beroepen van [appellanten sub 2] en [appellant sub 1] zijn ongegrond.
9. Het beroep van [appellante sub 3] is gegrond. De raad heeft een uitsnede van de beoogde nieuwe verbeelding overgelegd, waarop een deel van de in het bestreden besluit nog toegekende archeologische dubbelbestemmingen is verwijderd. De Afdeling zal de aan het perceel [locatie 4] en [locatie 5] toegekende archeologische dubbelbestemmingen vernietigen, voor zover die wel in het bestreden besluit zijn toegekend, maar niet tevens op de in bijlage I opgenomen uitsnede van de beoogde nieuwe verbeelding die de raad heeft overgelegd. Daarmee komt de verbeelding wat betreft de archeologische dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 3" voor de percelen [locatie 4] en [locatie 5] te De Waal eruit te zien overeenkomstig de uitsnede in bijlage I. De Afdeling zal de raad opdragen om ervoor zorg te dragen dat dit wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.
10. De raad moet de proceskosten van [appellante sub 3] vergoeden op de wijze als in de beslissing vermeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hoeft de raad geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 3] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van Texel van 28 april 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Tweede Reparatieplan Buitengebied Texel", voor zover het betreft de aan de percelen [locatie 4] en [locatie 5] in De Waal toegekende bestemmingen "Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 3", voor zover die niet op de afbeelding in bijlage I bij deze uitspraak voorkomen;
III. draagt de raad van de gemeente Texel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ongegrond;
V. veroordeelt de raad tot vergoeding van de door [appellante sub 3]gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 837,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Texel aan [appellante sub 3] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2023
745-1036
Bijlage I
Bijlage II
Bestemmingsplan "Buitengebied 1996"
Artikel 31 Overgangsbepalingen
[…]
3. Het met het plan strijdig gebruik van gronden en opstallen dat bestaat op het moment van het rechtskracht krijgen van het bestemmingsplan, mag geheel of gedeeltelijk worden voortgezet, met dien verstande dat de afwijking van het plan niet wordt vergroot.
Artikel 32 Algemeen gebruiksverbod
1. Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het bepaalde in dit plan.
[…]
Bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013"
Artikel 55 Waarde - Archeologie 2
55.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
55.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 40 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 meter wordt gegraven zullen uitsluitend worden gebouwd indien:
1. door de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, èn
2. vooraf door de aanvrager van het bouwwerk een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
[…]
Artikel 56 Waarde - Archeologie 3
56.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
56.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 100 m2 op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 meter wordt gegraven zullen uitsluitend worden gebouwd indien:
1. door de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, èn
2. vooraf door de aanvrager van het bouwwerk een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
[…]
Artikel 64 Overgangsrecht
[…]
64.4 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 64 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 64 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Artikel 64 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.