ECLI:NL:RVS:2023:3359

Raad van State

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
202305202/1/V2 en 202305202/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 5 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 5 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 8 augustus 2023 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris, door het opsporingsbevel aan Bureau Documenten voor te leggen, niet in strijd handelde met de wet. De staatssecretaris moet bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag zijn samenwerkingsplicht invullen, wat onder andere kan door middel van een authenticiteitsonderzoek van overgelegde documenten.

Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 september 2023.

Uitspraak

202305202/1/V2 en 202305202/2/V2.
Datum uitspraak: 5 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 8 augustus 2023 in zaak nr. NL22.24809 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 augustus 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat het feit dat de staatssecretaris het opsporingsbevel aan Bureau Documenten heeft voorgelegd op zichzelf niet in de weg staat aan een niet-ontvankelijkverklaring van de opvolgende asielaanvraag. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 24 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1189, onder 3.1. en 3.2. heeft overwogen, moet de staatssecretaris bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag invulling geven aan zijn samenwerkingsplicht. Hij kan dit onder meer doen door de bewijswaarde van een overgelegd document vast te stellen door middel van een authenticiteitsonderzoek.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Baldinger
voorzieningenrechter
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2023
363-984