ECLI:NL:RVS:2023:3264
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier
Op 28 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door vreemdelingen die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 21 maart 2019 afgewezen. De vreemdelingen, bestaande uit een vader, moeder en hun zoon, hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 21 januari 2022 door de staatssecretaris ongegrond verklaard.
De vreemdelingen hebben vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 15 september 2022 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, waarop de vreemdelingen voorwaardelijk incidenteel hoger beroep hebben ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, gelet op de aangevoerde argumenten, niet aannemelijk is dat de staatssecretaris de gevraagde verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd uiteindelijk niet had mogen weigeren. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2023.