ECLI:NL:RVS:2023:3043
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 9 augustus 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvragen op 29 september 2022 niet in behandeling genomen. De rechtbank had op 2 februari 2023 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep instelden.
In de uitspraak van de Raad van State werd bevestigd dat de staatssecretaris zich op het standpunt kon stellen dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die hem verplichtten om af te zien van de Dublinoverdracht naar Spanje. De vreemdelingen voerden aan dat hun 21-jarige zoon, die in Nederland nog procedeert voor een verblijfsvergunning, serieuze medische problemen heeft. De Raad van State oordeelde echter dat uit de overgelegde medische stukken niet bleek dat de staatssecretaris nader medisch advies had moeten inwinnen over de gevolgen van zijn besluit voor de zoon.
De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023.