ECLI:NL:RBDHA:2023:1010
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met beroep op medische omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een echtpaar, die op 29 december 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zijn afgewezen. De staatssecretaris heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen op basis van de Dublinverordening. Het echtpaar heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij zijn bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft de zaak op 25 januari 2023 behandeld.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de afwijzing heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Het echtpaar heeft aangevoerd dat de overdracht aan Spanje onevenredige hardheid met zich meebrengt, gezien hun medische situatie en die van hun zoon. Ze hebben medische documenten en een e-mail van de huisarts overgelegd ter ondersteuning van hun standpunt.
De rechtbank oordeelt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat de eisers niet hebben aangetoond dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Spanje aan zijn verplichtingen voldoet. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op de overdracht aan Spanje rechtvaardigen. De beroepen van het echtpaar worden ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.