ECLI:NL:RVS:2023:3034

Raad van State

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
202301306/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling tentamen en minnelijke schikking in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de examencommissie van Tilburg School of Economics and Management op 22 september 2022 het verzoek van [appellante] om de beoordeling van het tentamen Mathematical Analysis 2 te herzien, afgewezen. [appellante] had voor dit tentamen een cijfer van 5,1 behaald. Na een schikkingsgesprek op 27 oktober 2022, heeft de examencommissie op 31 oktober 2022 een schikkingsvoorstel gedaan voor een herbeoordeling door een derde examinator, waar [appellante] op 2 november 2022 mee instemde. De herbeoordeling vond plaats op 15 november 2022, met als resultaat een cijfer van 5,2.

Het college van beroep voor de examens van Tilburg University verklaarde op 17 januari 2023 het administratief beroep van [appellante] ongegrond, met als argument dat de minnelijke schikking de inhoudelijke beoordeling van het beroep uitsloot. [appellante] was het hier niet mee eens en stelde dat er geen echte minnelijke schikking was bereikt, en dat de herbeoordeling als een nieuw besluit moest worden beschouwd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 11 juli 2023.

De Afdeling oordeelde dat de herbeoordeling inderdaad een 6:19-besluit was, en dat het college ten onrechte deze beslissing niet had meegenomen in de procedure. Desondanks werd het beroep ongegrond verklaard, omdat [appellante] niet door het gebrek was benadeeld, gezien zij al apart beroep had ingesteld tegen de herbeoordeling. De Afdeling heeft het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan [appellante].

Uitspraak

202301306/1/A2.
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Amsterdam,
en
het college van beroep voor de examens van Tilburg University (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 22 september 2022 heeft de examencommissie van Tilburg School of Economics and Management (hierna: TiSEM) het verzoek van [appellante] om de beoordeling van het tentamen Mathematical Analysis 2 van 23 juni 2023 te herzien, afgewezen. Voor dit tentamen heeft [appellante] het cijfer 5,1 behaald.
Bij beslissing van 17 januari 2023 heeft het college het daartegen door [appellante] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 11 juli 2023, waar [appellante], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat te Den Haag, vergezeld door J.E. Hynd, tolk, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.J. Damsteegt-Boom en mr. G. Soijer-Pepping, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] heeft op 23 juni 2022, in het kader van het pre-masterprogramma van TiSEM, het tentamen Mathematical Analysis 2 afgelegd. Dit tentamen is door de examinator beoordeeld met het cijfer 5,1. Bij beslissing van 22 september 2022 heeft de examencommissie het verzoek om de beoordeling te herzien, afgewezen. In het kader van de procedure bij het college heeft op 27 oktober 2022 een schikkingsgesprek plaatsgevonden tussen [appellante] en de examencommissie. Op 31 oktober 2022 is door de examencommissie aan [appellante] een schikkingsvoorstel gedaan inhoudende een herbeoordeling van haar tentamen door een derde examinator. [appellante] is op 2 november 2022 akkoord gegaan met het schikkingsvoorstel. Op 15 november 2022 heeft de herbeoordeling plaatsgevonden en hierbij is het tentamen van [appellante] door de derde examinator beoordeeld met een 5,2.
Beslissing van het college
2.       Aan de beslissing van 17 januari 2023 heeft het college ten grondslag gelegd dat de examencommissie [appellante] op 31 oktober 2022 een minnelijke schikking heeft aangeboden en dat zij op 2 november 2022 hiermee akkoord is gegaan. In die situatie komt het college niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het administratief beroep. Het verzoek om proceskostenvergoeding heeft het college afgewezen. Het college heeft daarnaast geoordeeld dat het eindcijfer, een 5, na de herbeoordeling ongewijzigd is gebleven, waardoor de beslissing van 15 november 2022 volgens het college geen nieuw besluit is in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: 6:19-besluit en Awb).
Beroep
3.       [appellante] is het niet eens met de beslissing van het college. Allereerst betoogt [appellante] dat er geen minnelijke schikking is overeengekomen. Volgens haar is het aanbod van de examencommissie om het tentamen opnieuw te beoordelen een honorering van haar verzoek om de beoordeling van het tentamen te herzien.
[appellante] stelt zich verder op het standpunt dat, voor zover er wel een minnelijke schikking is overeengekomen, het intrekken van haar administratief beroep geen voorwaarde was van de minnelijke schikking. Volgens haar volgt uit artikel 7.61, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) niet dat een minnelijke schikking in elke situatie leidt tot beëindiging van de beroepsprocedure. Een schikking betekent volgens [appellante] evenmin dat wanneer als gevolg van die schikking een nieuwe beslissing volgt, de student hiertegen geen beroep zou kunnen aantekenen.
[appellante] voert verder aan dat de beslissing van 15 november 2022 aangemerkt moet worden als een 6:19-besluit, omdat de herbeoordeling van 15 november 2022 een andere is dan de oorspronkelijke beoordeling van 23 juni 2022. Het college had haar administratieve beroep om die reden moeten voortzetten als mede gericht tegen de herbeoordeling.
[appellante] stelt ook dat de beslissing van het college is gebaseerd op een onvolledig dossier omdat door de examencommissie niet alle relevante stukken zijn overgelegd. Volgens [appellante] moeten de slides van het vak, waaruit volgens haar duidelijk wordt dat er studiemateriaal ontbreekt, onderdeel uitmaken van het procesdossier. Omdat het procesdossier niet volledig was, kan niet worden gesproken van een zorgvuldig voorbereide en deugdelijk gemotiveerde uitspraak.
Ten slotte heeft het college volgens [appellante] ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend. Zij had in de gelegenheid gesteld moeten worden om haar kosten nader te specificeren.
Beoordeling van het beroep
Minnelijke schikking
4.       Artikel 7.61, derde lid, van de WHW luidt:
"Alvorens het beroep in behandeling te nemen zendt het college van beroep het beroepschrift aan het orgaan waartegen het beroep is gericht, met uitnodiging om in overleg met betrokkenen na te gaan of een minnelijke schikking van het geschil mogelijk is […]. Is een minnelijke schikking niet mogelijk gebleken, dan wordt het beroepschrift door het college in behandeling genomen."
5.       De Afdeling stelt voorop dat in geval van een minnelijke schikking in de fase van administratief beroep er door het college geen inhoudelijke beoordeling meer hoeft te worden gegeven van het administratief beroep. Het ligt in de rede dat het beroep door de betrokkene na het bereiken van een minnelijke schikking wordt ingetrokken. Als het beroep niet wordt ingetrokken, volgt uit de tekst van artikel 7.61, derde lid, van de WHW dat het beroep in beginsel niet-ontvankelijk is. Wel kan dan nog een inhoudelijk oordeel over een eventueel verzoek om proceskosten worden gegeven.
6.       Bij e-mail van 31 oktober 2022 heeft de examencommissie, in navolging van het schikkingsgesprek van 27 oktober 2022, [appellante] een schikkingsvoorstel gedaan, inhoudende een herbeoordeling van haar tentamen door een derde examinator. In de e-mail staat dat als [appellante] instemt met het schikkingsvoorstel, de beroepsprocedure ten einde komt. [appellante] is bij e-mail van 2 november 2022 - zonder voorbehoud - akkoord gegaan met het schikkingsvoorstel. Op 15 november 2022 heeft de derde examinator het tentamen opnieuw beoordeeld, met als resultaat het cijfer 5,2.
6.1.    Met de herbeoordeling van het tentamen op 15 november 2022 is het schikkingsvoorstel naar het oordeel van de Afdeling uitgevoerd. Het betoog van [appellante] dat met de nieuwe beoordeling tegemoet is gekomen aan haar verzoek om het tentamencijfer te herzien, volgt de Afdeling niet. Het voorstel dat door de examencommissie is gedaan heeft tot doel het komen tot een minnelijke schikking; dit is tijdens het schikkingsgesprek en in de e-mail van 31 oktober 2022 expliciet vermeld.
6.2.    Tussen [appellante] en de examencommissie is met het akkoord op het schikkingsvoorstel van [appellante] van 2 november 2022 een minnelijke schikking overeengekomen. [appellante] heeft haar administratief beroep echter niet ingetrokken en de procedure bij het college doorgezet. In deze procedure voert zij gronden aan die zowel gaan over de oorspronkelijke beoordeling van het door haar gemaakte tentamen, als op de herbeoordeling daarvan. Daardoor ziet de Afdeling zich voor de vraag gesteld welke gevolgen de minnelijke schikking heeft voor het door [appellante] ingestelde administratief beroep.
6.2.1. Zolang het administratief beroep niet wordt ingetrokken loopt, ook na het bereiken van een minnelijke schikking, de beroepsprocedure bij het college door. Dit neemt echter niet weg dat door de minnelijke schikking, het college het beroep in beginsel niet meer kan behandelen voor zover partijen in de schikking een oplossing voor de gronden van beroep hebben bereikt. [appellante] kon vanwege het bereiken van de schikking in deze procedure geen beroepsgronden bij het college meer aanvoeren die betrekking hadden op de oorspronkelijke beoordeling. Het college heeft het beroep van [appellante] daarom terecht niet inhoudelijk behandeld.
6.2.2. Omdat [appellante] het college heeft verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten, moet haar administratief beroep in zoverre wel inhoudelijk worden behandeld. Ook na het bereiken van een minnelijke schikking kan namelijk mogelijk aanspraak worden gemaakt op proceskostenvergoeding (vergelijk de uitspraak van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs van 28 oktober 2022 in zaaknummer CBHO 2022/070.6). Het college heeft het verzoek afgewezen mede omdat niet is gebleken dat [appellante] professionele rechtsbijstand heeft gekregen en zij haar verzoek niet nader heeft onderbouwd. De Afdeling volgt het betoog van [appellante] niet dat het college haar in de gelegenheid had moeten stellen om haar proceskosten nader te onderbouwen. Het college heeft [appellante] tijdens de hoorzitting verzocht om haar verzoek om proceskostenvergoeding nader te onderbouwen, waarop zij heeft aangegeven dat zij dit niet kan. Ook in het beroep bij de Afdeling heeft zij geen onderbouwing gegeven van de proceskosten die zij in het kader van het administratief beroep zou hebben gemaakt. Het college kon het verzoek om die reden afwijzen en het administratief beroep is door het college in zoverre terecht ongegrond verklaard.
6.3.    Het betoog slaagt niet.
6:19-besluit
7.       Op 15 november 2022 is in het kader van de minnelijke schikking het tentamen van [appellante] opnieuw beoordeeld. De derde examinator heeft het tentamen beoordeeld met het cijfer 5,2. Anders dan het college is de Afdeling van oordeel dat een besluit ter vervanging van de oorspronkelijke beoordeling een 6:19-besluit is.
Als in het kader van een schikking door een examinator een nieuwe beoordeling wordt gegeven, voordat het administratief beroep is ingetrokken of voordat het college daarover een uitspraak heeft gedaan, brengt artikel 6:19 van de Awb mee dat het administratief beroep mede gericht is tegen deze nieuwe beslissing. De beoordeling met het cijfer 5,2 treedt immers in de plaats van de door [appellante] bestreden beoordeling met het cijfer 5,1. Het college behandelt het beroep van rechtswege tegen deze nieuwe beslissing dan inhoudelijk. Dat het afgeronde eindcijfer, een 5, niet is veranderd, doet hieraan niet af. Het college heeft daarom ten onrechte deze beslissing niet meegenomen in de nog lopende procedure.
7.1.    De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat [appellante] niet door dit gebrek is benadeeld. [appellante] heeft op 19 december 2022 apart administratief beroep ingesteld tegen de herbeoordeling van 15 november 2022. Het college heeft dat administratief beroep bij beslissing van 7 april 2022 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld bij de Afdeling. De Afdeling laat de beroepsgronden van [appellante] tegen de herbeoordeling om die reden in deze uitspraak onbesproken. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van vandaag in zaak nr. 202303166/1/A2, ECLI:NL:RVS:2023:3035.
7.2.    Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Het college heeft het administratief beroep van [appellante] tegen de beslissing van 22 september 2022 terecht ongegrond verklaard. Het beroep is ongegrond.
9.       Het college moet de proceskosten op de hierna vermelde wijze vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep ongegrond;
II.       veroordeelt het college van beroep voor de examens van Tilburg University tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      gelast dat het college van beroep voor de examens van Tilburg University het door [appellante] voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. W. den Ouden, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2023
154-1064