ECLI:NL:RVS:2023:2922
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- D.A. Verburg
- H.J.M. Baldinger
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning asiel en hoger beroep tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van de aan een vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd en de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke intrekking met terugwerkende kracht was gedaan op 20 augustus 2019. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank op 8 oktober 2020, waarin de rechtbank de besluiten van de staatssecretaris vernietigde en hem opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de staatssecretaris in het intrekkingsbesluit moet besluiten of hij de vreemdeling een nieuwe asielvergunning op basis van de juiste identiteitsgegevens zal verlenen, zonder dat de vreemdeling een nieuwe aanvraag hoeft in te dienen. De Afdeling bevestigt dat het besluit van 14 mei 2020, waarin de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd inwilligde, overbodig was en terecht is vernietigd.
Het hoger beroep van de staatssecretaris is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het hoger beroep. De totale kosten zijn vastgesteld op € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.