ECLI:NL:RVS:2023:2917
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- A. Kuijer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep vreemdeling
In deze zaak heeft de Raad van State op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een Iraanse vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 31 mei 2021 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had aangevoerd dat hij in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten was gekomen, onder andere door foto’s van zijn dochter die geen hoofddoek droeg, en vanwege zijn deelname aan demonstraties tegen de Iraanse overheid. De rechtbank Den Haag had op 9 november 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop hij hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen.
De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris de deelname aan de demonstratie in 2018 geloofwaardig achtte, maar niet zwaarwegend genoeg om de asielaanvraag te honoreren. De rechtbank volgde deze beoordeling. De vreemdeling voerde in zijn hoger beroep verschillende grieven aan, waaronder dat er geen deugdelijke verklaring was gegeven over hoe de foto’s van zijn dochter bij de schooldirectie terecht waren gekomen. De Raad van State bevestigde echter dat deze grief niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.