ECLI:NL:RVS:2023:2823

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
202304241/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 juli 2023 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2023. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te verstrekken. De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om de uitvoering van deze uitspraak op te schorten totdat er een beslissing in het hoger beroep zou zijn genomen.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen. Hij oordeelde dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen gevolgen zou hebben die moeilijk ongedaan gemaakt konden worden. Daarnaast vond de voorzieningenrechter dat de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris zou vergen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen.

In de beslissing is ook bepaald dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 juli 2023.

Uitspraak

202304241/2/V2.
Datum uitspraak: 24 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 7 juni 2023 in zaak nr. NL22.24935 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 12 augustus 2021 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van die verblijfsvergunning, afgewezen.
Bij besluit van 18 november 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juni 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de
vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 12 augustus 2021 herroepen en de staatssecretaris opgedragen de vreemdeling in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 18 november 2022.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. Uitvoering van de uitspraak heeft in dit geval geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2023
897