ECLI:NL:RVS:2023:2753

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
202104297/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgevingsvergunning en maatwerkvoorschriften voor Party & Bowling te Steenenkamer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Party & Bowling de Worp B.V. en een aantal appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 mei 2021. De rechtbank had eerder een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Voorst en de burgemeester vernietigd, dat betrekking had op maatwerkvoorschriften en een omgevingsvergunning voor het horecabedrijf van Party & Bowling, gelegen aan de Twelloseweg 1A te Steenenkamer. De zaak draait om geluidsoverlast en de vraag of de verleende vergunningen in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan en de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank had geoordeeld dat de geluidnormen niet werden gehaald en dat er een nieuw geluidonderzoek moest worden uitgevoerd. In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de omgevingsvergunning en de maatwerkvoorschriften onvoldoende deugdelijk waren gemotiveerd. De Afdeling heeft de hoger beroepen van zowel Party & Bowling als de appellanten ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Afdeling heeft daarbij benadrukt dat de geluidsoverlast en de gevolgen voor de omwonenden zorgvuldig moeten worden afgewogen en dat de vergunningen moeten voldoen aan de geldende normen.

Uitspraak

202104297/1/R4.
Datum uitspraak: 26 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.       Party & Bowling de Worp B.V. (hierna: Party & Bowling), gevestigd te Steenenkamer, gemeente Voorst,
2.       [appellant sub 2A], [appellant sub 2B], [appellant sub 2C] en [appellant sub 2D], allen wonend te Deventer (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 mei 2021 in zaak nr. 20/4518 in het geding tussen onder meer:
[appellant sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Voorst,
en
de burgemeester van Voorst.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2019 heeft het college maatwerkvoorschriften gesteld voor de door Party & Bowling gedreven inrichting, gevestigd op het perceel Twelloseweg 1A te Steenenkamer (hierna: het perceel), die gaan over het aspect "geluid".
Bij besluit van 18 december 2019 heeft het college aan Party & Bowling een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van het horecabedrijf op het perceel als zalenverhuur/partycentrum.
Bij besluit van 19 december 2019 heeft de burgemeester aan Party & Bowling een ontheffing voor het sluitingsuur verleend.
Bij besluit van 10 juli 2020 heeft het college het door [appellant sub 2] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 17 december 2019 ongegrond verklaard en zijn bezwaar tegen het besluit van 18 december 2019 gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond verklaard. De burgemeester heeft het door [appellant sub 2] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 19 december 2019 ongegrond verklaard.
Op 12 januari 2021 hebben het college en de burgemeester drie wijzigingsbesluiten genomen waarbij de besluiten over de omgevingsvergunning, de maatwerkvoorschriften en de ontheffing voor het sluitingsuur zijn gewijzigd om langer gebruik (tot 01.00 uur) van de terrassen mogelijk te maken.
In haar uitspraak van 25 mei 2021 heeft de rechtbank het beroep van [appellant sub 2] tegen de besluiten van 12 januari 2021 verwezen naar het college en de burgemeester ter behandeling als bezwaar en het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 10 juli 2020 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het college en de burgemeester opgedragen om opnieuw op de bezwaren van [appellant sub 2] te beslissen en het verzoek om een dwangsom wegens niet tijdig beslissen afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Party & Bowling en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 20 september 2021 hebben het college en de burgemeester opnieuw op de bezwaren van [appellant sub 2] beslist.
[appellant sub 2] en Party & Bowling hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 20 februari 2023. Verschenen is Party & Bowling, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. D. Korsse, advocaat te Almelo, en vergezeld door [gemachtigde B] en [gemachtigde C]. Verder zijn verschenen [appellant sub 2A], [appellant sub 2C], [appellant sub 2D] en [persoon A], bijgestaan door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, en vergezeld door [3 personen], en het college en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. ing. R. van der Plank en H.E. Oussoren,
Overwegingen
Inleiding
1.       Party & Bowling exploiteert op het perceel een horecabedrijf onder de naam "Buitensociëteit Deventer" (hierna: de Buitensociëteit). De Buitensociëteit bestaat uit een bowlingcentrum met vier zalen en heeft buiten het gebouw drie terrassen. Op 23 juli 2018 heeft [appellant sub 2] verzocht om handhavend op te treden tegen bepaalde bedrijfsactiviteiten van de Buitensociëteit vanwege overlast die hij ondervindt door met name geluid en parkeren. Op 16 mei 2019 hebben het college en de burgemeester een vooraankondiging voor een last onder dwangsom aan Party & Bowling verstuurd wegens overtredingen van het bestemmingsplan "Steenenkamer" (hierna: het bestemmingsplan), het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) en de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Voorst 2019 (hierna: de Apv). Party & Bowling heeft vervolgens een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan, een verzoek gedaan voor het stellen van maatwerkvoorschriften en een verzoek voor een permanente ontheffing van het sluitingsuur. Hierop hebben het college en de burgemeester het verzoek van [appellant sub 2] om handhavend op te treden afgewezen. Tegen dat besluit heeft [appellant sub 2] beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 25 mei 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:2579) heeft de rechtbank het beroep van [appellant sub 2] gericht tegen de weigering om handhavend op te treden tegen Party & Bowling ongegrond verklaard. Tegen die uitspraak hebben [appellant sub 2] en Party & Bowling hoger beroep ingesteld, dat bij de Afdeling is geregistreerd onder zaaknummer 202104295/1/R4. In dit hoger beroep wordt heden ook uitspraak gedaan.
Op 13 juni 2019 heeft Party & Bowling een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend om van het bestemmingsplan af te wijken. Het perceel heeft de bestemming "Cultuur en ontspanning" met functieaanduiding "bowlingbaan". Ter plaatse van die aanduiding is een bowlingcentrum toegestaan, inclusief horeca tot en met categorie 2 van de als bijlage bij de planregels opgenomen "Staat van Horeca-activiteiten". Het college heeft de omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), gelezen in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo en artikel 4, negende lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor). Volgens het college zijn bepaalde bedrijfsactiviteiten van de Buitensociëteit in strijd met het bestemmingsplan, omdat die vallen onder het gebruik zalenverhuur/partycentrum zoals opgenomen in categorie 3 van de "Staat van Horeca-activiteiten".
Op 10 september 2019 heeft Party & Bowling een verzoek tot het stellen van maatwerkvoorschriften ingediend om op de gevel van het pand aan de Twelloseweg 3A in de nachtperiode 41 dB(A) toe te staan in plaats van de voorgeschreven 40 dB(A). Op 2 december 2019 heeft Party & Bowling dit verzoek aangevuld met een verzoek om ook in de avondperiode 1 dB(A) extra overschrijding toe te staan, namelijk 46 dB(A) in plaats van 45 dB(A). Het college heeft naar aanleiding van dit verzoek elf maatwerkvoorschriften gesteld op grond van artikel 8.42 van de Wet milieubeheer (hierna: de Wm) gelezen in samenhang met artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit.
Verder heeft Party & Bowling op 12 juni 2019 een verzoek ingediend voor een permanente ontheffing van het sluitingsuur. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de burgemeester ontheffing verleend op grond van artikel 2.3.1.4, derde lid, van de Apv.
2.       Party & Bowling en [appellant sub 2] zijn het om verschillende redenen niet eens met de uitspraak van de rechtbank en het hierna genomen besluit van 20 september 2021, waarbij opnieuw op de bezwaren van [appellant sub 2] is beslist.
Wettelijk kader
3.       Het wettelijk kader is grotendeels opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Intrekking hoger beroep
4.       Op de zitting van de Afdeling hebben [persoon A] en [persoon B] hun hoger beroep en het van rechtswege ontstane beroep gericht tegen het besluit van 20 september 2021 ingetrokken.
Wat is het (toegestane) gebruik?
5.       Party & Bowling betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat geen omgevingsvergunning is vereist voor de door haar aangevraagde activiteiten. In dat verband voert zij aan dat het gebruik van zalen 1 en 2 voor (veelal besloten) feesten op grond van de bestemming "Cultuur en ontspanning" met de aanduiding "bowlingbaan" is toegestaan. Volgens Party & Bowling is de rechtbank er ten onrechte van uitgegaan dat het gebruik van de zaal, zoals is uiteengezet in het advies van Hekkelman Advocaten N.V. (hierna: Hekkelman) van 8 mei 2019, valt onder horeca uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten, terwijl dat gebruik volgens Party & Bowling valt onder horeca uit categorie 2. Zij wijst er daarbij op dat het, gelet op beantwoording van raadsvragen door het college over de Buitensociëteit aan de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan, de bedoeling was om de bestaande bedrijfsactiviteiten van de Buitensociëteit, waaronder het gebruik van de zaal voor feesten, positief te bestemmen.
[appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank er ten onrechte van uit is gegaan dat de horeca-activiteiten ook los van een bowlingcentrum zijn toegestaan. Daarbij voert hij aan dat het bestemmingsplan alleen een bowlingcentrum toestaat met daaraan gerelateerde horeca.
5.1.    De Afdeling overweegt dat het gebruik van de zaal voor het houden van (veelal besloten) feesten in strijd is met de bestemming "Cultuur en ontspanning" van het bestemmingsplan, zodat daarvoor een omgevingsvergunning is vereist voor afwijkend gebruik. Voor de motivering hiervan verwijst de Afdeling naar wat zij heeft geoordeeld in haar uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2023:2752, die gaat over de weigering van het college en de burgemeester om handhavend op te treden. De rechtbank is er dus terecht van uitgegaan dat er sprake is van strijd met het bestemmingsplan zodat beide betogen falen.
De omgevingsvergunning
Toetsingskader
6.       Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Geluid
7.       Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het aangevraagde gebruik ook zal plaatsvinden in de zalen 3 en 4 overweegt de Afdeling dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat deze zalen geen onderdeel uitmaken van de aanvraag. Op grond van de verleende omgevingsvergunning mogen in zalen 3 en 4 dan ook geen gebruiksactiviteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Als dat toch gebeurt, kan het college daartegen handhavend optreden. Bij de verrichte geluidsonderzoeken hoefde daarom geen rekening te worden gehouden met de geluidsgevolgen van het houden van feesten en partijen in de zalen 3 en 4.
Het betoog slaagt niet.
8.       Party & Bowling betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college een nieuw geluidonderzoek moest laten verrichten. Zij voert aan dat de rechtbank ten onrechte een te ingrijpende toetsing heeft verricht van het "Akoestisch onderzoek Deventer Buitensociëteit & Bowling bv aan de Twelloseweg 1a te Steenenkamer" van Voortman Ingenieurs van 11 november 2019 (hierna: het geluidonderzoek) dat aan de omgevingsvergunning ten grondslag ligt en daarbij ook een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd. In dat verband voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de richtafstand op grond van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) niet wordt gehaald. Daarbij voert zij aan dat de rechtbank zich ten onrechte niet heeft uitgesproken over de vraag of de omgeving van de Buitensociëteit moet worden aangemerkt als "rustige woonwijk" of als "gemengd gebied" als bedoeld in de VNG-brochure. Volgens Party & Bowling is de omgeving van de Buitensociëteit een gemengd gebied. Ter onderbouwing daarvan wijst zij op het geluidonderzoek, waaruit volgens haar blijkt dat niet alleen woningen, maar ook een school, hotel, restaurant, kantoren, enkele bedrijven, een groot parkeerterrein en de ontsluitingsweg N344 aanwezig zijn. Dit betekent dat een richtafstand van 10 m als uitgangspunt genomen mag worden. Volgens Party & Bowling zijn de woningen van de omwonenden die in beroep zijn gekomen (hierna: de omwonenden) op een grotere afstand gelegen van de Buitensociëteit dan 10 m, waardoor de ruimtelijke effecten ter plaatse van die woningen aanvaardbaar zijn. Party & Bowling voert hierbij ook aan dat, voor zover is aangevoerd dat bij de woning aan de Twelloseweg 3A niet aan de richtafstand van 10 m wordt voldaan, de rechtbank heeft miskend dat het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) aan een beoordeling hiervan in de weg staat. Volgens Party & Bowling hebben de afstandsnormen uit de VNG-brochure in relatie tot deze woning niet de strekking de belangen van de omwonenden te beschermen. Hierbij wijst zij op de uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:397, r.o. 3.2. Verder voert Party & Bowling aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat in het geluidonderzoek het stemgeluid van rokers op terras 3 tijdens de nachtperiode ten onrechte buiten beschouwing is gelaten. Volgens Party & Bowling kan dit vermeende gebrek niet leiden tot een vernietiging van de omgevingsvergunning gelet op artikel 8:69a van de Awb.
[appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat een nieuw geluidonderzoek moest worden verricht, maar dat zij daarbij ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten of, bij het bepalen van de richtafstanden op grond van de VNG-brochure, de Buitensociëteit ligt in een "gemengd gebied" of in een "rustige woonwijk". Volgens [appellant sub 2] is de Buitensociëteit gelegen in een rustige woonwijk. Daarom bedraagt de richtafstand volgens hem niet 10 m, maar 30 m. Hij voert verder aan dat de richtafstand tot de woning aan de Twelloseweg 3A in ieder geval niet wordt gehaald. In hoger beroep heeft [appellant sub 2] ter onderbouwing de notitie overgelegd van F. Bouwmans Ingenieursburo van 28 oktober 2021 genaamd "Beoordeling akoestisch onderzoek Deventer Buitensociëteit & bowling bv aan de Twelloseweg 1a te Steenenkamer".
- Relativiteitsvereiste
8.1.    Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
Naar aanleiding van het betoog van Party & Bowling dat het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan een beoordeling van de richtafstand ten aanzien van de woning aan de Twelloseweg 3A, overweegt de Afdeling als volgt. Een belanghebbende kan zich beroepen op de geluidsnormen die het bevoegd gezag in acht neemt ter invulling van het begrip "goede ruimtelijke ordening", indien het besluit tot vergunningverlening strekt tot het uitvoeren van een activiteit waarvan hij ook nadelige geluidseffecten voor zijn woonsituatie moet vrezen. Die mogelijkheid bestaat ook indien hij volstaat met aannemelijk te maken dat de vergunningverlening zal leiden tot overschrijding van de geluidsnormen ter plaatse van woningen in zijn directe omgeving en daarmee tot nadelige geluidseffecten bij zijn woning. Zie ter vergelijking de uitspraken van de Afdeling van 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1352, 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1412, en 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2561.
In de door Party & Bowling genoemde uitspraak van 12 februari 2014 heeft de Afdeling overwogen dat in die zaak de afstandsnormen uit de VNG-brochure niet de strekking hebben het eigen belang van appellanten te beschermen, omdat in die zaak de bezwaren betrekking hadden op woningen gelegen nabij een bedrijventerrein, terwijl de woningen van appellanten verderop in het centrumgebied waren gelegen. In het onderhavige geval liggen de woningen van de omwonenden in de directe omgeving van de woning aan de Twelloseweg 3A en de Buitensociëteit. Aannemelijk is dat een toename van de geluidbelasting op de woning aan de Twelloseweg 3A ook kan leiden tot meer geluidbelasting op de woningen van omwonenden.
Daarnaast kan een toename van de geluidbelasting door het gebruik van de terrassen leiden tot een toename van de geluidbelasting op de woningen van omwonenden.
Artikel 8:69a van de Awb staat om die reden niet in de weg aan een beoordeling van hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd over de woning aan de Twelloseweg 3A en de overlast van geluidhinder ten gevolge van het vergunde gebruik.
8.2.    De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank gelet op het in beroep door [appellant sub 2] aangevoerde betoog bij het beoordelen van de gevolgen voor geluidsoverlast ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten of de Buitensociëteit is gelegen in een "gemengd gebied" of een "rustige woonwijk" zoals bedoeld in de VNG-brochure. Voor dit oordeel is van belang dat het college de richtafstanden uit de VNG-brochure aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd. Voor beide omgevingstypen gelden in de VNG-brochure andere richtafstanden en normen, zodat eerst moet worden vastgesteld welk omgevingstype van toepassing is om de richtafstand te kunnen bepalen. De Afdeling zal daarom alsnog beoordelen of het college bij het bepalen van de richtafstand mocht uitgaan van een "gemengd gebied".
Voor het toepasselijke omgevingstype is op grond van de VNG-brochure bepalend of sprake is van functiemenging in het gebied. Een "gemengd gebied" is een gebied met een matige tot sterke functiemenging, waar direct naast woningen ook andere functies aanwezig zijn zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Een "rustige woonwijk" is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijk gebonden voorzieningen komen daar vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Ook is er langs de randen van het gebied weinig verstoring door verkeer.
In het gebied rondom de Buitensociëteit is onder meer een cultureel centrum aanwezig is, een accountantskantoor, een hotel/Bed & Breakfast, een yogastudio, een bloemist, een kapper, een vismarkt, een winkel voor houtbewerking en een basisschool. Verder ligt de Buitensociëteit aan de N344, een provinciale weg, waar tevens een tankstation is gevestigd en een dealer van aanhangwagens aanwezig is. Verder zijn er in het gebied tussen de Buitensociëteit en de IJssel een pontveerdienst, een stadsstrand, een hotel en een groot parkeerterrein. Gelet op deze aanwezige functies is de Afdeling van oordeel dat het college mocht uitgaan van het omgevingstype "gemengd gebied", waarbij een richtafstand van 10 m hoort. Deze afstand wordt in het concrete geval voor de woning aan de Twelloseweg 3A niet gehaald. De Afdeling zal hierna aan de hand van de betogen over stemgeluid beoordelen of de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat het college een nieuw geluidonderzoek moest laten verrichten.
- Stemgeluid parkeerterrein
8.3.    Party & Bowling betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bij het geluidonderzoek rekening had moeten worden gehouden met stemgeluid op het parkeerterrein als aparte geluidbron. Hierbij voert zij aan dat de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op het aanleggen van parkeerplaatsen en dat het bestemmingsplan toestaat dat op het hele terrein van de Buitensociëteit parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Zij wijst er verder op dat ten aanzien van de woningen van omwonenden wordt voldaan aan de richtafstand uit de VNG-brochure.
8.4.    De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat in het geluidonderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de wijziging van de ligging van het parkeerterrein door het toevoegen van extra parkeerplaatsen, terwijl die parkeerplaatsen wel noodzakelijk zijn om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte. Die parkeerplaatsen hadden ook als geluidbronnen bij het geluidonderzoek moeten worden betrokken, omdat die geluidbronnen deels dichter bij de woningen van de omwonenden komen te liggen. Dat het bestemmingsplan op het hele terrein voorziet in de mogelijkheid om parkeerplaatsen te realiseren en dat aan de richtafstand van de VNG-brochure wordt voldaan, laat onverlet dat door de gevraagde gebruikswijziging meer parkeerplaatsen worden aangelegd die meer geluidhinder in de vorm van stemgeluid veroorzaken. De rechtbank heeft dus terecht overwogen dat ook geluidhinder door stemgeluid vanaf het parkeerterrein in het geluidonderzoek had moeten worden meegenomen.
Het onder 8.3 weergegeven betoog van Party & Bowling slaagt niet.
- Stemgeluid terras
8.5.    Party & Bowling betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat moet worden uitgegaan van een hogere bronsterkte voor stemgeluid op een terras. Hierbij voert zij aan dat de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op het gebruik van de terrassen en dat het gebruik van de terrassen al is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Verder voert zij aan dat uit de uitspraken waarnaar de rechtbank verwijst, niet volgt dat moet worden uitgegaan van een bronsterkte van 70 dB(A) voor stemgeluid. Volgens Party & Bowling mag het college ook een lagere bronsterkte van 65 dB(A) hanteren. Ter onderbouwing wijst zij hierbij op de uitspraken van de Afdeling van 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1609, r.o. 7.3.2, en 7 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3252, r.o. 8.3. Verder voert Party & Bowling aan dat het aanvullende akoestisch onderzoek, waarbij wel een bronsterkte van 70 dB(A) is gehanteerd, bevestigt dat de geluidbelasting op de woningen van omwonenden binnen de geluidgrenswaarden blijft die in stap 2 van de VNG-brochure worden gehanteerd voor gemengd gebied.
[appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college mocht uitgaan van de in het geluidonderzoek opgenomen worst-case bezetting van maximaal 50, 50 en 30 personen per terras. Daarbij voert hij aan dat die aantallen zijn gebaseerd op een normale bezetting van de terrassen en dat er bij een feest met een bezoekersaantal van maximaal 400 personen zich meer personen op het terras zullen bevinden.
8.6.    De Afdeling overweegt dat de omgevingsvergunning een aanvullend gebruik van de terrassen mogelijk maakt ten opzichte van het toegestane gebruik op grond van het bestemmingsplan. Dit gebruik met bijbehorende bronsterkte had moeten worden meegenomen bij de beoordeling van de vraag of voor het aangevraagde gebruik een vergunning kon worden verleend. De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 15 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:23, en 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:386, overwogen dat bij gebruik van een horecagelegenheid voor zalenverhuur en het gebruik van terrassen bij trouwerijen, feesten en partijen met grote groepen en waarbij alcohol wordt geschonken niet zonder meer kan worden uitgegaan van een bronsterkte van 65 d(B)A voor stemgeluid. Gelet op de twijfel daarover die niet is weggenomen door (nadere) onderzoeken heeft de rechtbank het besluit in zoverre terecht vernietigd.
Het betoog van Party & Bowling slaagt niet.
8.7.    De Afdeling is verder van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat, gelet op de omstandigheid dat bij een feest van maximaal 400 personen niet iedereen tegelijk op het terras aanwezig zal zijn, het college mocht uitgaan van een worst-case bezetting van maximaal 50, 50 en 30 personen per terras. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat van meer personen had moeten worden uitgegaan, omdat deze aantallen zouden zijn gebaseerd op een normale bezetting van het terras.
Het betoog van [appellant sub 2] slaagt niet.
8.8.    Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank weliswaar ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten of de Buitensociëteit is gelegen in een "gemengd gebied" of "rustige woonwijk", zoals [appellant sub 2] en Party & Bowling hebben aangevoerd, maar dat de rechtbank wel terecht tot het oordeel is gekomen dat het besluit van 10 juli 2020 voor zover dat gaat over de verleende omgevingsvergunning van 18 december 2019 voor vernietiging in aanmerking kwam.
- Livemuziek
8.9.    Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de meeste bands niet optreden als het geluidniveau niet minimaal 95 tot 100 dB(A) mag bedragen en voorschrift 5 van de omgevingsvergunning dan ook overtreden zal worden, wijst de Afdeling er op dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat dit een kwestie van handhaving betreft en dat Party & Bowling zich aan de gestelde beperking dient te houden.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
9.       De rechtbank heeft geconstateerd dat de gemeente Voorst geen parkeerbeleid heeft en dat het college bij de beoordeling van de parkeerbehoefte daarom aansluiting heeft gezocht bij de CROW-publicatie, waarbij het bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van de kengetallen voor een locatie in de schil van het centrum in een sterk stedelijk gebied. Voor zaalverhuur van zaal 1 en 2 is het college uitgegaan van de parkeerkencijfers van een discotheek. Uit de memo van Rho adviseurs van 6 juli 2020 blijkt dat er een parkeerbehoefte is van 95 parkeerplaatsen en dat er in de huidige situatie 91 parkeerplaatsen zijn. Verder staat in het memo dat op het grasveld op het terrein van de Buitensociëteit een "overloopgebied" aanwezig is waar nog 16 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd, zodat wordt voldaan aan de parkeerbehoefte op eigen terrein. De rechtbank heeft in dit kader, kort samengevat, overwogen dat onduidelijk is van welk vloeroppervlak bij de berekening van het aantal vereiste parkeerplaatsen is uitgegaan en dat het college gelet op de omgevingsadressendichtheid ten onrechte is uitgegaan van de parkeernormen voor een "sterk stedelijk gebied".
9.1.    Party & Bowling betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat met de verlening van de omgevingsvergunning de parkeerbehoefte niet verandert, zodat ook geen parkeerproblemen zijn te verwachten. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:377, r.o. 4.2, voert zij daarbij aan dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning alleen rekening hoeft te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de realisatie van het project ten opzichte van de reeds aanwezige parkeerbehoefte vanwege het bestaande gebruik. Party & Bowling voert daarbij aan dat voor het gebruik van de zaal als discotheek een parkeerbehoefte bestaat van 36,9 parkeerplaatsen terwijl bij een maximale invulling van de gebruiksmogelijkheden van de zaal als restaurant er volgens haar een parkeerbehoefte van 27 parkeerplaatsen bestaat. Ter onderbouwing hiervan wijst Party & Bowling op het memo "Aanvulling aspect parkeren - Ruimtelijke motivering Steenenkamer - Twelloseweg 1A" van Rho Adviseurs van 6 juli 2020, waarin de parkeerbehoefte opnieuw is berekend aan de hand van de handreiking "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (publicatie 381) (hierna: de handreiking) van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW). Aangezien er 14 nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd, wordt er volgens Party & Bowling voldaan aan de parkeerbehoefte van 10 parkeerplaatsen. Daarnaast voert zij aan dat er op het nabijgelegen parkeerterrein "De Worp" voldoende parkeergelegenheid is in het geval het parkeerterrein bij de Buitensociëteit vol is.
Party & Bowling betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat bij de berekening van de bruto-vloeroppervlakte die de basis vormt voor de berekening van de parkeerbehoefte, alleen de bruto-vloeroppervlakte van de zaal relevant is. De oppervlakte van ruimtes zoals de keuken, toiletruimten, gangen, bovenverdieping en overige ruimten in het gebouw hoeven volgens haar niet bij de berekening te worden betrokken.
Party & Bowling betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat bij de berekening van de parkeerbehoefte niet mag worden uitgegaan van het representatieve gebruik van de Buitensociëteit. Daarbij voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het in dit geval niet gaat om de berekening van de parkeerbehoefte van een bestemmingsplan, maar om die van een omgevingsvergunning. Volgens Party & Bowling is dit onderscheid niet relevant, omdat het opvangen van de aanvullende parkeerbehoefte een eis is die uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt gesteld die zowel bij de beoordeling van een bestemmingsplan, als bij een omgevingsvergunning om af te wijken relevant is. Ter onderbouwing hiervan wijst Party & Bowling op de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:120, r.o. 5.5.
Party & Bowling betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college ten onrechte is uitgegaan van de parkeernorm voor een "sterk stedelijk" gebied. Zij meent dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de omgevingsadressendichtheid bepalend had moeten zijn voor het vaststellen van de stedelijkheidsgraad van het gebied omdat de gemeente daarover geen specifiek beleid heeft vastgesteld. Volgens Party & Bowling mocht het college aansluiting zoeken bij de stedelijkheidsgraad die de gemeente Deventer aan het gebied heeft toegekend.
9.2.    [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de wijk waarin de Buitensociëteit is gevestigd mocht aanmerken als "schil centrum" in plaats van "rest bebouwde kom". Daarbij voert hij aan dat niet bepalend is dat Steenenkamer door de rivier de IJssel wordt gescheiden van Deventer en dat het parkeerbeleid van de gemeente Deventer niet van toepassing is.
[appellant sub 2] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voor het berekenen van de parkeerbehoefte, zalen 3 en 4 niet hoeven te worden meegenomen bij het bepalen van de maximale bruto vloeroppervlakte.
9.3.    De Afdeling overweegt dat bij de berekening van de parkeerbehoefte ten gevolge van het vergunde gebruik alleen de bruto vloeroppervlakte hoeft te worden meegenomen die relevant is voor het gebruik van zalen 1 en 2. Het betoog van [appellant sub 2] dat zalen 3 en 4 ook moeten worden meegenomen, slaagt daarom niet. Over het betoog van Party & Bowling dat alleen rekening hoeft te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de realisatie van het project ten opzichte van de al aanwezige parkeerbehoefte vanwege het bestaande gebruik, overweegt de Afdeling dat weliswaar alleen die toename relevant is, maar dat onduidelijk is van welke bruto vloeroppervlakte het college is uitgegaan bij de berekening van die toename. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in het memo alleen staat aangegeven wat de bruto vloeroppervlakte van bepaalde delen van het gebouw is, maar dat daaruit niet blijkt welk bruto vloeroppervlak van het gebouw door het college is meegenomen bij het berekenen van de parkeerbehoefte.
De Afdeling overweegt verder dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college, omdat het geen parkeerbeleid heeft vastgesteld en daarom aansluiting heeft gezocht bij de CROW-publicatie, voor wat betreft de stedelijkheidsgraad ook had moeten aansluiten bij de CROW-publicatie en de daarin opgenomen wijze waarop de stedelijkheidsgraad wordt bepaald aan de hand van de omgevingsadressendichtheid. Daarbij is de stedelijkheidsgraad die gehanteerd wordt in het beleid van de naastgelegen gemeente Deventer, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet van belang.
De Afdeling overweegt verder dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de afscheiding tussen Deventer en Steenenkamer door de rivier de IJssel niet maakt dat het college de wijk niet heeft kunnen aanmerken als "schil centrum". Daarbij overweegt de Afdeling dat, hoewel Steenenkamer niet in de gemeente Deventer ligt, wel mag worden gekeken naar de ligging van Steenenkamer ten opzichte van Deventer voor de vraag of de wijk is aan te merken als "schil centrum" of "rest bebouwde kom".
De betogen van [appellant sub 2] en Party & Bowling slagen niet.
Maatwerkvoorschriften
10.     Party & Bowling betoogt in de eerste plaats dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat de omwonenden geen belanghebbenden zijn bij het besluit tot het stellen van de maatwerkvoorschriften, omdat zij geen gevolgen van enige betekenis ondervinden van dat besluit. Daarbij voert zij aan dat het maatwerkvoorschrift niet van toepassing is op hun woningen, maar uitsluitend op de woning aan de Twelloseweg 3A. Zij voert hierbij verder aan dat slechts een zeer beperkte overschrijding van de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit wordt toegestaan.
Party & Bowling betoogt dat, in het geval de omwonenden wel belanghebbenden zijn, de rechtbank dat besluit ten onrechte heeft vernietigd omdat het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb aan vernietiging in de weg staat. Daarbij voert zij aan dat de geluidgrenswaarden die in het besluit zijn gesteld, niet gelden voor de woningen van de omwonenden. Verder voert zij hierbij aan dat de overige maatregelen die in de maatwerkvoorschriften zijn opgenomen de omwonenden ook niet benadelen.
Party & Bowling betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte geen zelfstandige toetsing heeft verricht van het besluit van het college om maatwerkvoorschriften te stellen. Daarbij voert zij aan dat het besluit een zelfstandig besluit is met een eigen toetsingskader op grond van het Activiteitenbesluit. Volgens Party & Bowling zijn de gebreken die de rechtbank heeft geconstateerd in het akoestisch onderzoek niet relevant voor de toepassing van het Activiteitenbesluit, omdat de geconstateerde gebreken betrekking hebben op het ontbreken van onderzoek naar stemgeluid, terwijl stemgeluid op grond van artikel 2.18, eerste lid, van het Activiteitenbesluit niet relevant is bij het bepalen van geluidsniveaus.
10.1.  [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de geconstateerde gebreken in het geluidonderzoek in het kader van de omgevingsvergunning niet heeft betrokken bij de beoordeling over de gestelde maatwerkvoorschriften.
10.2.  Over het betoog over de belanghebbendheid overweegt de Afdeling als volgt. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
10.3.  Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4279, en 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4079), geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dit uitgangspunt. Als gevolgen van enige betekenis ontbreken, wordt geen belanghebbendheid aangenomen. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
10.4.  De omwonenden wonen allemaal aan De Worp. De meest dichtbijgelegen woning van de omwonenden is de woning van [appellant sub 2A] op iets meer dan 30 m afstand van de Buitensociëteit. Gelet op de afstand van de woningen aan De Worp kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden uitgesloten dat de omwonenden bij een overschrijding van de geluidnorm op de woning aan de Twelloseweg 3A in de avond- en nachtperiode, ter plaatse van hun percelen gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden voor wat betreft het geluid van de activiteiten in de Buitensociëteit. Dat het maatwerkvoorschrift niet van toepassing is op hun woningen, maakt dat niet anders. De rechtbank heeft gelet hierop terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de omwonenden geen belanghebbende zijn.
Het betoog van Party & Bowling slaagt in zoverre niet.
10.5.  Zoals de Afdeling verder heeft overwogen in haar overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 6.4 en 6.5, ligt in artikel 8:69a van de Awb besloten dat degene die vernietiging van een besluit beoogt zich in beginsel niet met succes kan beroepen op belangen van anderen. Indien een appellant zich beroept op overschrijding van een norm en betoogt dat deze overschrijding nadelige gevolgen voor zijn woonsituatie heeft, kan hij ter onderbouwing van de normoverschrijding wijzen op onderzoeksgegevens waaruit naar voren komt dat deze norm ter plaatse van een woning van een derde in zijn directe omgeving wordt overschreden (uitspraken van 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1379, en 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1352). Hij kan bijvoorbeeld aannemelijk maken dat een besluit tot vergunningverlening zal leiden tot overschrijding van de geluidsnormen ter plaatse van woningen in zijn directe omgeving en daarmee tot nadelige geluidseffecten bij zijn woning. Het beroep op de normoverschrijding raakt dan niet alleen het belang van die derde, maar ook zijn eigen belang (uitspraak van 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2561).
10.6.  In dit geval is in het maatwerkvoorschrift een hogere waarde voor het geluidsniveau vastgesteld voor een andere woning dan de woning van de omwonenden. Maar dat leidt er niet toe dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een eventuele vernietiging van dat besluit. Aannemelijk is dat het maatwerkvoorschrift ook gevolgen heeft voor de directe omgeving van de Buitensociëteit. Het is daarom niet uitgesloten dat dit besluit kan leiden tot nadelige geluidseffecten bij de woning van omwonenden. Het betoog van [appellant sub 2] in hoger beroep, waarin hij aanvoert dat het besluit voor hem zal leiden tot meer geluidsoverlast, raakt daarom ook zijn eigen belang. De Afdeling is dan ook van oordeel dat het relativiteitsvereiste niet aan [appellant sub 2] kan worden tegengeworpen.
Het betoog slaagt niet.
10.7.  Over de toetsing van het besluit om maatwerkvoorschriften vast te stellen, overweegt de Afdeling als volgt. De rechtbank heeft overwogen dat zij in het kader van de omgevingsvergunning al op het aspect geluid is ingegaan en heeft vervolgens geconcludeerd dat een nieuw geluidonderzoek moet worden verricht. Hoewel Party & Bowling en [appellant sub 2] terecht aanvoeren dat de rechtbank daarmee het besluit over de maatwerkvoorschriften niet zelfstandig heeft getoetst, begrijpt de Afdeling het oordeel van de rechtbank zo dat, aangezien het gebrekkige geluidonderzoek ook ten grondslag ligt aan de gestelde maatwerkvoorschriften, die maatwerkvoorschriften daarmee ook onvoldoende deugdelijk zijn gemotiveerd. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank het besluit 10 juli 2020 ook in zoverre terecht heeft vernietigd.
De betogen van Party & Bowling en [appellant sub 2] slagen niet.
Ontheffing sluitingsuur
11.     Party & Bowling betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester beter had moeten motiveren waarom een ontheffing voor ruimere openingstijden moet worden verleend. Daarbij voert zij aan dat het gebruik van de bevoegdheid van de burgemeester verband houdt met de openbare orde, dat de burgemeester bij de uitoefening van die bevoegdheid beleidsvrijheid heeft en dat het besluit om ontheffing te verlenen daarom terughoudend door de rechter moet worden getoetst. Daarbij voert Party & Bowling ook aan dat het doel van de latere sluitingstijd is om het einde van feesten ordentelijk te laten verlopen. Daarbij voert zij aan dat de feesten meestal om 00.30 uur, maar uiterlijk om 01.00 uur zijn afgelopen. Met de ontheffing hebben de gasten volgens Party & Bowling een half uur de tijd om de Buitensociëteit te verlaten, zodat zij rustig en verspreid kunnen vertrekken. Hierbij geeft zij ook aan dat de burgemeester zich bij zijn besluit heeft gebaseerd op een advies van de politie van 28 juni 2019. Volgens Party & Bowling heeft de rechtbank niet aangegeven of dat advies gebreken bevat, zodat er geen grondslag bestaat voor het oordeel dat de burgemeester zich niet op dit advies had mogen baseren. Verder voert Party & Bowling aan dat het enkel indienen van klachten door omwonenden over geluidhinder, niet maakt dat de openbare orde wordt aangetast. Zij meent dat de hinder die wordt ervaren subjectief is en zich niet laat sturen door wettelijke normen.
11.1.  De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de burgemeester terecht heeft overwogen dat het aspect "geluid" primair in het kader van de omgevingsvergunning en het besluit tot het stellen van maatwerkvoorschriften aan de orde komt, maar dat dat niet wegneemt dat het aspect geluid ook een rol kan spelen bij de gevraagde ontheffing van de APV. De rechtbank heeft terecht overwogen dat op grond van artikel 1.8 van de APV de ontheffing kan worden geweigerd op grond van de openbare orde en de bescherming van het milieu, en dat die aspecten ook betrekking kunnen hebben op geluidsoverlast. Uit het geluidonderzoek blijkt dat niet wordt voldaan aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit voor de avond- en nachtperiode ten aanzien van de woningen aan de Twelloseweg 1 en 3A. De rechtbank heeft terecht overwogen dat mede gelet op de omstandigheid dat de Buitensociëteit is gelegen in een woonwijk en de omstandigheid dat al voordat de omgevingsvergunning was verleend door omwonenden een groot aantal klachten was ingediend, de burgemeester beter had moeten motiveren waarom een ontheffing voor ruimere openingstijden kon worden verleend. Dat de burgemeester zich heeft gebaseerd op het advies van de politie van 28 juni 2019 en dat de hinder die door omwonenden wordt ervaren subjectief is, maakt dat, gelet op het voorgaande, niet anders.
Het betoog slaagt niet.
Dwangsom niet tijdig beslissen
12.     [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college en de burgemeester zich vanwege het coronavirus voor de periode van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 mocht beroepen op overmacht, zodat in die periode de beslistermijn was opgeschort. Volgens [appellant sub 2] is de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2949 niet op deze zaak van toepassing. Daarbij voert hij aan dat deze uitspraak gaat over de bescherming van vreemdelingen op grond van Europees recht en dat uit de uitspraak daarom niet mag worden afgeleid dat overheidsorganen zich in algemene zin op overmacht kunnen beroepen vanwege genomen coronamaatregelen. Hierbij geeft hij ook aan dat het college bijvoorbeeld een digitale hoorzitting had kunnen houden.
12.1.  Artikel 4:15, tweede lid, van de Awb luidt:
"De termijn voor het geven van een beschikking wordt voorts opgeschort:
[…]
c. zolang het bestuursorgaan door overmacht niet in staat is een beschikking te geven."
12.2.  De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht, in het verlengde van de hiervoor genoemde uitspraak van 20 december 2020, heeft overwogen dat van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 sprake was van een overmachtssituatie, zodat de beslistermijn van het bezwaar gericht tegen de besluiten van 17, 18 en 19 december 2019 in die periode was opgeschort. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat deze uitspraak over overmacht door het coronavirus en de verbeuring van een dwangsom alleen in het vreemdelingenrecht van toepassing is. De overmacht is namelijk veroorzaakt door maatregelen genomen naar aanleiding van het coronavirus en hing niet af van het type zaak of het recht dat op die zaak van toepassing is. Daarbij acht de Afdeling van belang dat burgemeester en wethouders bij brief van 18 mei 2020 hebben toegelicht dat in deze zaak, gelet op de grote groep mensen die aanwezig wilden zijn, een telefonische hoorzitting of een hoorzitting via videobellen praktisch onmogelijk was en dat dat ook niet de voorkeur genoot. Naar het oordeel van de Afdeling hebben het college en de burgemeester hier rekening mee mogen houden bij de beantwoording van de vraag of een digitale hoorzitting zou kunnen worden gehouden.
Het betoog slaagt niet.
Het besluit van 20 september 2021
13.     Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak hebben het college en de burgemeester een nieuw besluit genomen, waarbij zij eveneens op de bezwaren tegen de wijzigingsbesluiten van 12 januari 2021 hebben beslist. Daarbij hebben zij de bezwaren van [appellant sub 2] tegen de omgevingsvergunning en de ontheffing op grond van de Apv gedeeltelijk gegrond verklaard. In een oplegger bij het nieuwe besluit genaamd "Aanvullingen/aanscherpingen op de primaire besluiten (omgevingsvergunning met kenmerk SXO-2019-0606 en de ontheffing van het sluitingsuur) naar aanleiding van de hernieuwde beslissing op bezwaar", hebben het college en de burgemeester de aspecten parkeren, gebruik van de terrassen, omvang grote feesten, bezoekersaantallen, het gebruik van de Apv-ontheffing en verlengd gastheerschap, aangescherpt in de voorschriften bij het besluit. Deze voorschriften zijn opgenomen in het wettelijk kader dat als bijlage bij deze uitspraak is gevoegd.
[appellant sub 2] en Party & Bowling zijn het beiden, om verschillende redenen, niet eens met het besluit van 20 september 2021. Op grond van rtikel 6:19, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 6:24 van de Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Omdat zowel [appellant sub 2], als Party & Bowling voldoende belang hebben bij een oordeel over het besluit van 20 september 2021, zal de Afdeling hierna hun beroepen tegen dat besluit bespreken.
Het nieuwe geluidonderzoek
14.     [appellant sub 2] betoogt dat het college het nieuwe onderzoek "Akoestisch onderzoek. Deventer Buitensociëteit & bowling bv aan de Twelloseweg 1a te Steenenkamer" van 19 juli 2021 van Voortman Ingenieurs (hierna: het nieuwe geluidonderzoek) niet aan het besluit ten grondslag mocht leggen. Hierbij wijst hij op een notitie van buro Tideman van 23 augustus 2021, die hij voorafgaand aan de hoorzitting heeft ingediend. Volgens [appellant sub 2] wordt in het nieuwe geluidonderzoek nog steeds ten onrechte uitgegaan van een "gemengd gebied" in plaats van een "rustige woonwijk". In hoger beroep heeft [appellant sub 2] verder de notitie van F. Bouwmans "Beoordeling akoestisch onderzoek Deventer Buitensociëteit & bowling bv aan de Twelloseweg 1a te Steenenkamer" van 28 oktober 2021 ingediend. Volgens [appellant sub 2] blijkt ook hieruit dat het nieuwe geluidonderzoek van Voortman niet deugdelijk is. Daarbij voert hij aan dat de berekeningen ten aanzien van het dak en de ondergrond niet kloppen en dat onduidelijk is welke inputgegevens Voortman heeft gebruikt.
14.1.  Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan.
14.2.  De Afdeling is van oordeel dat het college mocht afgaan op het nieuwe geluidonderzoek van Voortman. Zoals in 8.2 is geoordeeld, mocht het college uitgaan van het omgevingstype "gemengd gebied". Ook verder is het onderzoek zorgvuldig tot stand gekomen en zijn de in het onderzoek opgenomen conclusies als zodanig voldoende inzichtelijk. Dat niet alle inputgegevens en modellen die bij het onderzoek zijn gehanteerd zouden zijn overgelegd, maakt nog niet dat het onderzoek niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 2] met de notities van Tideman en Bouwmans niet aannemelijk gemaakt dat de aan het besluit ten grondslag gelegde onderzoeksresultaten onjuist zijn. Ook heeft hij daarmee geen concrete aanknopingspunten overgelegd waaruit blijkt dat de geluidsnormen worden overschreden.
Voor zover [appellant sub 2] op zitting verder heeft aangevoerd dat op voorhand niet duidelijk is of aan de geluidnormen kan worden voldaan, overweegt de Afdeling dat de geluidnormen voldoende handhaafbaar zijn, zodat bij een overschrijding handhavend kan worden opgetreden.
Het betoog slaagt niet.
Bezoekersaantallen
15.     Party & Bowling betoogt dat in het besluit het aantal grote feesten dat jaarlijks wordt georganiseerd ten onrechte is bijgesteld van 52 naar 26 en dat het bezoekersaantal voor grote feesten ten onrechte is gewijzigd van 150 naar 100 bezoekers. Zij is het dan ook niet eens met het nieuwe voorschrift bij de omgevingsvergunning waarin de onbeperkte horeca-mogelijkheid is vervangen door de bepaling dat slechts 26 keer per jaar meer dan 100 gasten mogen worden toegelaten als binnen versterkte muziek wordt afgespeeld. Daarbij voert zij aan dat het college volledig is voorbij gegaan aan de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
[appellant sub 2] betoogt dat er sowieso geen grote feesten mogen plaatsvinden. Als het college een bevriezingsmodel wil hanteren, moet volgens [appellant sub 2] worden uitgegaan van de bedrijfssituatie dat maximaal 10 tot 15 feesten per jaar plaatsvinden. [appellant sub 2] voert verder aan dat het bevriezingsmodel ook moet worden toegepast op het aantal bezoekers en de ontheffing van het sluitingsuur.
15.1.  Het college mag in het belang van de goede ruimtelijke ordening voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden om daarmee in afwijking van het bestemmingsplan het toegestane gebruik te reguleren. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het college het voorschrift mocht stellen dat maximaal 26 grote feesten per jaar en maximaal drie per week worden gegeven in de zalen 1 en 2 waarbij het aantal bezoekers meer dan 100 bedraagt en waarbij versterkte muziek wordt geproduceerd met een binnenniveau tussen de 88 dB(A) en 90 dB(A). Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat een dergelijk gebruik van oudsher in de Buitensociëteit plaatsvindt en dat voor het gebruik van de bowlingbanen een vergelijkbaar aantal mensen is toegestaan. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college maar 10 tot 15 feesten per jaar mocht toestaan of dat het een bevriezingsmodel moest toepassen op het aantal bezoekers en de ontheffing van het sluitingsuur. Daarbij merkt de Afdeling op dat het college een eigen afweging mag maken over hoe en in hoeverre het het gebruik wenst te reguleren.
De betogen van Party & Bowling en [appellant sub 2] slagen niet.
Beperking openingstijden ontheffing
16.     Party & Bowling betoogt dat met het besluit ten onrechte de ruimere openingstijden zijn beperkt. Daarbij voert zij aan dat met de ruimere openingstijden juist was bedoeld het vertrek van bezoekers ordentelijk te laten verlopen. Hierbij voert zij ook aan dat het voorschrift aan de omgevingsvergunning en aan de ontheffing dat een medewerker van de Buitensociëteit toeziet op een rustig vertrek, niet van toepassing zou zijn als de ontheffing niet wordt gebruikt. Zij meent dat dit toezicht niet behoort tot haar bedrijfsactiviteiten.
[appellant sub 2] betoogt daarentegen dat het besluit voor wat betreft de ontheffing van het sluitingsuur niet voldoet aan de uitspraak van de rechtbank. Volgens [appellant sub 2] had in het nieuwe besluit ook rekening moeten worden gehouden met een goede nachtrust voor de bewoners in de omgeving.
16.1.  De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat met een kortere openingstijd van de Buitensociëteit het vertrek van bezoekers minder ordentelijk zal verlopen dan bij een ruimere openingstijd. Het enige wat met de kortere openingstijd immers verandert, is dat de bezoekers eerder naar huis gaan. Over het betoog over het voorschrift dat een medewerker van de Buitensociëteit toeziet op een rustig vertrek, overweegt de Afdeling dat het niet relevant is dat dit voorschrift niet van toepassing zou zijn als de ontheffing niet wordt gebruikt. Daarbij overweegt de Afdeling dat er in dit geval juist strijd is met de Apv en dat daarom van die strijdige situatie wordt uitgegaan bij het stellen van voorschriften.
Het betoog van Party & Bowling slaagt niet.
16.2.  De Afdeling is verder van oordeel dat met de nieuwe voorschriften voor wat betreft de geluidsoverlast ook rekening is gehouden met een goede nachtrust. In het besluit van 20 september 2021 zijn de openingstijden van de terrassen namelijk bijgesteld van 01.00 uur naar 21.30 uur als er binnen muziek wordt afgespeeld van meer dan 78 dB(A). Verder wordt met het voorschrift, dat een medewerker van de Buitensociëteit toeziet op het vertrek van de bezoekers, juist gewaarborgd dat vertrekkende bezoekers niet zullen zorgen voor ontoelaatbare geluidsoverlast. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 20 september 2021 in zoverre niet voldoet aan de uitspraak van de rechtbank.
Het betoog van [appellant sub 2] slaagt niet.
Nieuw parkeeronderzoek Rho
17.     [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met het nieuwe parkeeronderzoek "Aanvullende notitie parkeren" van 13 juli 2021 van Rho adviseurs. Hij meent dat in het parkeeronderzoek van de verkeerde uitgangspunten is uitgegaan. In de eerste plaats voert hij daarbij aan dat de omgevingsvergunning is verleend voor de hele Buitensociëteit en niet alleen zaal 1 en 2. Daarnaast voert hij aan dat nog steeds een tekening ontbreekt op grond waarvan de maximaal toegestane bruto vloeroppervlakte kan worden berekend. Daarbij geeft [appellant sub 2] aan dat de indeling van de eerste verdieping niet is meegenomen. Verder voert [appellant sub 2] aan dat in de aanvullende notitie ten onrechte 105 parkeerplaatsen zijn ingetekend, omdat volgens hem het werkelijke aantal beschikbare parkeerplaatsen overdag 92 is en in de avond en nacht 80. Tot slot voert [appellant sub 2] aan dat het college ten onrechte is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad "matig stedelijk" in plaats van "rest bebouwde kom".
17.1.  Het college heeft naar aanleiding van de aangevallen uitspraak nieuwe berekeningen aan Party & Bowling gevraagd om de parkeerbehoefte opnieuw te beoordelen, waarna Party & Bowling de aanvullende notitie van Rho van 13 juli 2021 heeft overgelegd. Het college heeft aan de hand van deze aanvullende notitie geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare toename van de parkeerdruk is en dat het aspect parkeren niet aan het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg staat. Daarbij heeft het college als uitgangspunt genomen dat de stedelijkheidsgraad van het gebied "matig stedelijk" het meest is toegesneden op de feitelijke situatie en dat in de aanvullende notitie daarom terecht is uitgegaan van de gemiddelde parkeerkencijfers behorende bij een weinig stedelijk gebied/schil centrum.
17.2.  Op de zitting van de Afdeling is duidelijk geworden dat voor de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van een maximale bruto vloeroppervlakte van 351,5 m². Dat zijn opgeteld de bruto vloeroppervlakten die in de aanvullende notitie staan aangegeven bij zalen 1 en 2 met hal en bijbehorende toiletgroep. Op de zitting is ook duidelijk geworden dat bij het hanteren van deze bruto vloeroppervlakte een overschot van vier parkeerplaatsen zal bestaan.
De Afdeling is van oordeel dat het college zich aan de hand van de aanvullende notitie van Rho op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen onaanvaardbare parkeerdruk zal ontstaan. Daarbij overweegt de Afdeling dat bij het berekenen van de parkeerbehoefte niet de bruto vloeroppervlakte van de Buitensociëteit in zijn geheel relevant is, maar alleen die vloeroppervlakten die relevant zijn voor het gewijzigde gebruik in zalen 1 en 2. Het college heeft de overige ruimtes, waaronder de indeling van de eerste verdieping, terecht niet meegenomen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het college op de zitting heeft uiteengezet dat de eerste verdieping een verdieping is met verlaagd plafond, waar niemand komt. De Afdeling overweegt verder dat het college hierbij mocht uitgaan van de stedelijkheidsgraad "matig stedelijk".
Het betoog slaagt niet.
De vergunningvoorschriften
18.     [appellant sub 2] betoogt dat de aan de vergunning verbonden voorschriften onvoldoende handhaafbaar zijn. Verder voert hij aan dat de vergunningvoorschriften ontoereikend zijn en onvoldoende duidelijk gemotiveerd.
18.1.  De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de vergunningvoorschriften onvoldoende handhaafbaar zijn. Daarbij overweegt de Afdeling dat [appellant sub 2] niet nader heeft onderbouwd of geconcretiseerd waarom de vergunningvoorschriften volgens hem ontoereikend zijn en onvoldoende duidelijk gemotiveerd. De Afdeling ziet verder in het door [appellant sub 2] aangevoerde geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college de beperkingen zoals opgenomen in de vergunningvoorschriften niet mocht stellen.
Het betoog slaagt niet.
Slot en conclusie
19.     Het hoger beroep van [appellant sub 2] is ongegrond. Ook het hoger beroep van Party & Bowling is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.
De beroepen van Party & Bowling en [appellant sub 2] tegen het besluit van 20 september 2021 zijn ongegrond. Dat betekent dat Party & Bowling de exploitatie op basis van dat laatste besluit kan voorzetten.
20.     Het college en de burgemeester hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de hoger beroepen ongegrond;
II.       bevestigt de aangevallen uitspraak;
III.      verklaart de beroepen van Party & Bowling de Worp B.V. en van [appellant sub 2A], [appellant sub 2B], [appellant sub 2C] en [appellant sub 2D] tegen het besluit van 20 september 2021, kenmerk Z-20-11887_2021-33684, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Polak
voorzitter
w.g. Vermeulen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023
700-991
BIJLAGE - wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:69a
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1 Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet […].
Artikel 2.12
1 Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
[…]
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
[…].
Besluit omgevingsrecht - Bijlage II
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
[…]
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, […].
Bestemmingsplan "Steenenkamer"
Artikel 1.38 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
Artikel 7 Cultuur en ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘bowlingbaan’: een bowlingcentrum, inclusief horeca tot en met categorie 2 van de ‘Staat van Horeca-activiteiten’;
[…].
Algemene plaatselijke verordening gemeente Voorst 2019 (Apv)
Artikel 2.3.1.4 Sluitingstijd
1. Een horecabedrijf is gesloten tussen 01.00 uur en 06.00 uur.
2. Het is verboden een horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
[…].
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in het geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven of een daartoe behorend terras tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
[…].
Aanscherpingen voorschriften bij het besluit van 20 september 2021
Aantal feesten
Voorschrift 11: er mogen maximaal 26 grote feesten per jaar en maximaal drie per week worden gegeven in de zalen 1 en 2. Er is sprake van een groot feest als het gaat om de combinatie van het volgende:
- het aantal bezoekers bedraagt minimaal 100, en;
- er wordt versterkt muziekgeluid geproduceerd met een binnenniveau tussen 88 en 90 dB(A), en;
- de bezoekers vertrekken na 23.00 uur.
Reserveringslijst
Voorschrift 11A: de vergunninghouder is verplicht een reserveringslijst bij te houden voor de grote feesten. Deze lijst is alleen voor de gemeente Voorst te allen tijde beschikbaar en opvraagbaar. De reserveringslijst bevat minimaal:
- datum feest;
- aantal bezoekers;
- type feest, en;
- type muziek.
Maximaal aantal bezoekers bij feesten of partijen
Voorschrift 11B: Een feest of partij mag een maximale omvang hebben van 250 bezoekers.
Gebruik terrassen
Voorschrift 15: Als er op een avond en/of nacht tussen zondag tot en met donderdag versterkte muziek met een binnenniveau van meer dan LAeq-1 minuut 78 dB(A) ten gehore wordt gebracht, moeten de terrassen 1 en 2 tijdens die muziek vanaf 20.00 uur gesloten worden. Als er op een vrijdagavond/-nacht of zaterdagavond/-nacht versterkte muziek met een binneniveau van meer dan LAeq-1 minuut 78 dB(A) ten gehore wordt gebracht, dan moeten terrassen 1 en 2 tijdens die muziek vanaf 21.30 uur gesloten worden. Na deze tijdstippen mag terras 3 nog wel worden gebruikt voor rokers, maar er mogen dan geen consumpties meer worden geserveerd. Daarnaast is het toegestaan om op de buitenterrassen verwarmingsapparatuur te gebruiken.
Geluidbelasting
Voorschrift 18: Op de gevel van de woning aan de Twelloseweg 3A, Steenenkamer mag de geluidbelasting (LAr,LT) in de avondperiode maximaal 47 dB(A) en in de nachtperiode maximaal 65 dB(A) bedragen.
Voorschrift 19: Op de gevel van de woning aan de Twelloseweg 1, Deventer mag de geluidbelasting (LAr,LT) in de avondperiode maximaal 48 dB(A) bedragen.
Voorschrift 19A: Op de gevel van de woning aan Korte Ennestraat 3, Steenenkamer mag de geluidbelasting (Lar,LT) in de avondperiode maximaal 47 dB(A) bedragen.
Verlengd gastheerschap
Voorschrift 24: Bij gebruikmaking van de ontheffing van het sluitingsuur is het verplicht in de tijdspanne van 01.00 tot 01.30 uur dat een als zodanig herkenbare medewerker bij de toegangsdeur en op de parkeerplaats erop toeziet dat het vertrek van bezoekers rustig verloopt, en waarbij zo nodig bezoekers worden aangesproken op hun gedrag ter bevordering van een rustig vertrek.
Parkeren
Voorschrift 24A: de vergunninghouder is verplicht de aanvullende parkeervoorzieningen op eigen terrein (overeenkomstig de in onderstaand figuur met geel aangeduide parkeerplaatsen) in te richten, beschikbaar te hebben en te houden.
Wijzigingen in de ontheffing sluitingsuur Apv
Voorschrift 1: Als er op een avond en/of nacht tussen zondag tot en met donderdag versterkte muziek met een binnenniveau van meer dan LAeq-1 minuut 78 dB(A) ten gehore wordt gebracht, moeten de terrassen 1 en 2 tijdens die muziek vanaf 20.00 uur gesloten worden. Als er op een vrijdagavond/-nacht of zaterdagavond/-nacht versterkte muziek met een binnenniveau van meer dan LAeq-1 minuut 78 dB(A) ten gehore wordt gebracht, dan moeten terrassen 1 en 2 tijdens die muziek vanaf 21.30 uur gesloten worden. Na deze tijdstippen mag terras 3 nog wel worden gebruikt voor rokers, maar er mogen dan geen consumpties meer worden geserveerd.
Voorschrift 1A: deze ontheffing geldt uitsluitend voor de vrijdag- op zaterdagnacht en de zaterdag- op zondagnacht.
Voorschrift 6: Bij gebruikmaking van deze ontheffing is het verplicht in de tijdspanne van 01.00 tot 01.30 uur dat een als zodanig herkenbare medewerker bij de toegangsdeur en op de parkeerplaats erop toeziet dat het vertrek van bezoekers rustig verloopt, en waarbij zo nodig bezoekers worden aangesproken op hun gedrag ter bevordering van een rustig vertrek.