Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van
, [eiser], [eiser], [eiser] , [eiser] en [eiser],
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst, verweerder
[derde-partij], te [woonplaats]
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die handhaving verzochten tegen de derde-partij die een horecabedrijf exploiteert. Eisers stelden dat de derde-partij in strijd met het bestemmingsplan handelde door zalenverhuur en feesten te organiseren, wat volgens hen niet was toegestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde-partij op 19 juli 2019 een handhavingsverzoek ontving, dat door de gemeente werd afgewezen op basis van een aanvraag voor een omgevingsvergunning die op 13 juni 2019 was ingediend. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van 'concreet zicht op legalisatie', omdat de gemeente voornemens was positief te beslissen op de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Dit leidde tot de conclusie dat handhaving niet noodzakelijk was, gezien de mogelijkheid van legalisatie.
Daarnaast hebben eisers betoogd dat er sprake was van vooringenomenheid bij de besluitvorming, omdat de wethouder met de portefeuille 'ruimtelijke ordening' een persoonlijk belang had. De rechtbank oordeelde dat er geen verplichting bestond om een onafhankelijke bezwaarschriftencommissie in te stellen en dat de wethouder geen betrokkenheid had bij de besluitvorming. Ook het beroep op het fair-play beginsel en het gelijkheidsbeginsel werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eisers ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.