ECLI:NL:RVS:2023:2684

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
202107092/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door het UWV en de Archiefwet

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Het geschil betreft de afwijzing door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van het verzoek van [appellante] om verwijdering van telefoonnotities die over haar zijn gemaakt. Deze notities bevatten persoonsgegevens en maken deel uit van het dossier dat het UWV aanlegt voor de beoordeling van het recht op uitkering. Het UWV heeft gesteld dat de verwerking van deze persoonsgegevens rechtmatig is en dat de notities op grond van de Archiefwet bewaard moeten worden.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat het UWV niet verplicht is om de telefoonnotities te verwijderen, omdat deze rechtmatig zijn verwerkt in het kader van de taakuitvoering van het UWV. De rechtbank oordeelde dat de Archiefwet en de bijbehorende selectielijst bepalend zijn voor de bewaartermijnen van documenten en dat het recht op wissing van persoonsgegevens volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet van toepassing is zolang de bewaartermijn nog niet is verstreken.

In hoger beroep herhaalt [appellante] haar standpunt dat de archivering van haar persoonsgegevens onrechtmatig is en dat de AVG prevaleert boven de Archiefwet. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het UWV een wettelijke verwerkingsplicht heeft op basis van de Archiefwet. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en het UWV hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202107092/1/A3.
Datum uitspraak: 12 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Sneek,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 22 september 2021 in zaak nr. 20/3831 in het geding tussen:
[appellante]
en
Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV).
Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2019 heeft het UWV het verzoek van [appellante] om verwijdering van telefoonnotities afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2020 heeft het UWV het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 september 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:8514, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het UWV heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 mei 2023, waar [appellante], bijgestaan door mr. J.J. Blaak-Looij, advocaat te Goes, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] heeft meerdere e-mails en brieven verstuurd naar het UWV. Daarin heeft zij onder andere kenbaar gemaakt dat zij wenst dat het UWV zogenaamde telefoonnotities die over haar gaan, verwijdert. Dit zijn notities die deel uitmaken van het dossier dat het UWV aanmaakt voor, in dit geval, de beoordeling van het recht op uitkering. In de telefoonnotities staan persoonsgegevens van [appellante]. Volgens het UWV heeft zij deze persoonsgegevens rechtmatig verwerkt in het kader van de beoordeling van het recht op uitkering van [appellante]. De notities waarin de persoonsgegevens voorkomen moeten op grond van de Archiefwet bewaard worden en kunnen daarom niet zo maar worden verwijderd. Op grond van de Archiefwet beschikt het UWV over een zogenaamde selectielijst (‘Selectielijst Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vanaf 2014’), waarin de bewaartermijnen voor deze documenten zijn bepaald. Documenten die op grond van de Archiefwet bewaard worden, kunnen volgens het UWV niet zonder meer worden vernietigd of veranderd. Dat kan pas na afloop van de bewaartermijnen. Het recht op wissing van persoonsgegevens geldt op grond van artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene Verordening persoonsgegevens (hierna: de AVG) niet, zolang de bewaartermijn nog niet is afgelopen, aldus het UWV.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft allereerst overwogen dat het vormen van een dossier door het UWV noodzakelijk is voor zijn taakuitvoering. De verwerking van persoonsgegevens die in dat kader plaatsvindt, is daardoor rechtmatig. Omdat de telefoonnotities rechtmatig zijn verwerkt, heeft [appellante] geen recht op gegevenswissing op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder d, van de AVG. Dat de telefoonnotities ook bewaard worden als onderdeel van het dossier is volgens de rechtbank niet onredelijk, omdat in die notities informatie kan staan die van belang is voor het dossier en het recht op uitkering van [appellante]. De rechtbank heeft verder overwogen dat het UWV niet verplicht is om de telefoonnotities uit het dossier van [appellante] te verwijderen. Op grond van de Archiefwet moet het UWV archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat brengen en bewaren. Uit de Archiefwet volgt ook de verplichting om een Selectielijst op te stellen. In de Selectielijst van het UWV staan verschillende bewaartermijnen voor de documenten die het UWV gebruikt ter uitvoering van verschillende taken. De telefoonnotities waar persoonsgegevens van [appellante] in staan, maken deel uit van dossiers die zijn aangemaakt om een taak uit te voeren die in de Selectielijst van het UWV staat omschreven. Volgens de rechtbank bestaat op grond van de Archiefwet en de Selectielijst voor het UWV dus een plicht om de telefoonnotities bewaren. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat het UWV ook niet verplicht is om de persoonsgegevens uit de telefoonnotities te verwijderen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:620, volgt dat de Archiefwet een documentenstelsel bevat. Dat houdt in dat volledige documenten in hun oorspronkelijke staat bewaard moeten worden, en daar past het bewerken van documenten niet bij, aldus de rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
3.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het UWV haar gegevens rechtmatig verwerkt en niet verplicht is om de telefoonnotities te verwijderen. De archivering van haar persoonsgegevens is volgens [appellante] onrechtmatig. Archivering biedt geen grondslag voor gegevensverwerking en het is niet noodzakelijk om haar gegevens te bewaren. Daarnaast betoogt ze dat archivering op grond van de Archiefwet in strijd is met de AVG. De AVG-beginselen van dataminimalisatie, rechtmatigheid en noodzakelijkheid van de verwerking dienen te prevaleren boven het stelsel van de Archiefwet. Volgens [appellante] had het UWV haar persoonsgegevens dus wel moeten wissen, op grond van artikel 17 van de AVG.
3.1.    De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5.3 tot en met 6.3 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Met betrekking tot het bewaren van de gegevens op grond van de Archiefwet voegt zij daaraan nog toe dat de Afdeling in de uitspraak van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2065, r.o. 10 en 10.1, hetzelfde heeft beslist als de rechtbank in haar uitspraak van 22 september 2021 onder overweging 5.7 heeft gedaan. Uit artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, van de AVG, volgt dat op het bestuur geen plicht rust om persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen als op haar een wettelijke verwerkingsplicht rust. Op het UWV rust een dergelijke wettelijke verwerkingsplicht; die plicht volgt namelijk uit artikel 3 van de Archiefwet. Op grond daarvan is het UWV dus verplicht om archiefbescheiden, in dit geval telefoonnotities, in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en met inachtneming van de geldende bewaartermijn te bewaren. Archivering op grond van de Archiefwet is onder die omstandigheden niet in strijd met de AVG.
3.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Het UWV hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. H.J.M. Besselink en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023
818-973