ECLI:NL:RVS:2023:2648

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
202303532/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking van documenten door de gemeente Noordoostpolder

Op 13 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de Stichting Regionale Omroep Flevoland een verzoek had ingediend om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Dit verzoek was gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, naar aanleiding van klachten over mogelijk grensoverschrijdend gedrag van de oud-burgemeester. Het college had eerder een verzoek tot openbaarmaking afgewezen, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank Midden-Nederland had op 27 maart 2023 het beroep van de Stichting gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak hebben het college en de raad hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de rechtsvragen over de bevoegdheid van de rechtbank en de raad niet in deze voorlopige voorzieningenprocedure beantwoord kunnen worden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college en de raad nieuwe besluiten moeten nemen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank. Dit is in het belang van een efficiënte geschilbeslechting. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat inzage in en verstrekking van bepaalde documenten achterwege moet blijven totdat er in hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van het college en de raad voor het overige afgewezen en hen opgedragen om binnen zes weken gevolg te geven aan de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

202303532/2/A3.
Datum uitspraak: 13 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna:
de Awb), hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders en de raad van de gemeente Noordoostpolder,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-­Nederland van 27 maart 2023 in zaak nr. 22/1605 in het geding tussen:
Stichting Regionale Omroep Flevoland
en
het college en de raad.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2021 heeft het college opnieuw beslist op een verzoek van de Stichting om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).
Bij besluit van 23 februari 2022 heeft het college het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard en het besluit van 29 april 2021 deels herroepen.
Bij uitspraak van 27 maart 2023 heeft de rechtbank:
-         het door de Stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard;
-         het besluit van 23 februari 2022 vernietigd;
-         de rechtsgevolgen in stand gelaten voor zover de geheimhouding op de bijlagen bij het memo (de verslagen van de vertrouwenspersonen) niet is opgeheven;
-         de raad en het college opgedragen om binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college en de raad gezamenlijk
hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 21 juni 2023 heeft het college het door de Stichting gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 juni 2023, waar het college en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.A.H. van de Sanden, advocaat te Eindhoven, en de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden] zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Waar gaat deze zaak over?
2.       De Stichting heeft aan het college op grond van de Wob verzocht om openbaarmaking van documenten over de gevolgde procedures naar aanleiding van klachten over mogelijk grensoverschrijdend gedrag van [oud-burgemeester] van de gemeente Noordoostpolder.
Bij besluit van 12 december 2019 heeft het college dit verzoek afgewezen. Dit besluit heeft het college, in afwijking van een advies van de commissie voor de bezwaarschriften, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 2 juni 2020.
Bij mondelinge uitspraak van 25 februari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2076, heeft de rechtbank Midden-Nederland het door de Stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Hierop heeft het college op 26 april 2021 opnieuw een besluit op het verzoek genomen. De Stichting heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 23 februari 2022 heeft het college dat bezwaar, met inachtneming van een advies van de commissie voor de bezwaarschriften, gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Het college heeft, voor zover hier van belang, geweigerd om een aantal documenten openbaar te maken, omdat de raad daarop op grond van de Gemeentewet geheimhouding heeft gelegd en de raad die geheimhouding bij besluiten van 13 september 2021 en 8 november 2021 niet heeft opgeheven.
2.1.    De rechtbank heeft het door de Stichting tegen het besluit van het college van 23 februari 2022 ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De rechtbank heeft aanleiding gezien om de besluiten van de raad ook bij de beoordeling van het beroep te betrekken. De rechtbank heeft na de beoordeling van deze besluiten beslist dat de raad opnieuw moet beslissen op het verzoek om opheffing van de geheimhouding van het memo "Informatievoorziening en reactie college t.a.v. vertrek burgemeester [oud-burgemeester]" van 14 oktober 2019, het raadsverslag van het besloten deel van de raadsvergadering van 14 oktober 2019 en de documenten van de Klankbordcommissie.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
3.       Het college en de raad vragen de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank te schorsen zolang niet op het hoger beroep is beslist. Zij hebben het verzoek als volgt toegelicht. De rechtbank is er ten onrechte vanuit gegaan dat zij bevoegd is om te oordelen over de besluiten van de raad. Deze besluiten zijn onherroepelijk geworden en kunnen niet meer in rechte worden betwist. Verder heeft de rechtbank ten onrechte beslist dat de raad een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van de Stichting. Alleen het college is namelijk bevoegd om een besluit te nemen op het door de Stichting gemaakte bezwaar tegen zijn besluit. Indien de raad uitvoering zou geven aan de uitspraak van de rechtbank, zou dat leiden tot een besluit dat evident onrechtmatig is.
Voorts voeren zij aan dat, als hangende het ingestelde hoger beroep gevolg wordt gegeven aan de uitspraak van de rechtbank, dit tot onomkeerbare gevolgen leidt. Op voorhand kan namelijk niet worden uitgesloten dat het college en de raad in de nieuwe besluiten op bezwaar, door te beslissen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank, mogelijk zullen moeten besluiten tot openbaarmaking van gegevens waarvan zij met het hoger beroep proberen te bereiken dat deze niet openbaar worden. Het college en de raad wijzen er in dit verband op dat de rechtbank in haar uitspraak een onjuiste belangenafweging heeft voorgeschreven.
Oordeel van de voorzieningenrechter
3.1.    De rechtsvragen die in deze zaak spelen, over de bevoegdheid van de rechtbank en de raad en de te maken belangenafweging bij de beoordeling van het verzoek om opheffing van de geheimhouding, lenen zich niet voor beantwoording in deze voorlopige voorzieningenprocedure. Daarom zal de voorzieningenrechter de vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het hoger beroep een voorlopige voorziening moet worden getroffen, beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
3.2.    Gelet op artikel 6:16 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:24, heeft de wetgever ervoor gekozen om geen schorsende werking toe te kennen aan het instellen van hoger beroep. Het uitgangspunt is dus dat het college en de raad, ook al hebben zij hoger beroep ingesteld, ter uitvoering van de aangevallen uitspraak nieuwe besluiten moeten nemen. Het is ook in het belang van een efficiënte en finale geschilbeslechting dat het college en de raad nieuwe besluiten nemen, omdat een nieuw besluit met toepassing van artikel 6:19 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:24, in het kader van het hoger beroep kan worden beoordeeld. Als de aangevallen uitspraak in hoger beroep niet in stand blijft, komt aan de nieuwe besluiten de grondslag te ontvallen en zullen die worden vernietigd.
3.3.    De motivering van het verzoek om een voorlopige voorziening geeft geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Het college en de raad moeten dus ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank nieuwe besluiten nemen over de hiervoor onder overweging 2.1 genoemde documenten. Het college en de raad hebben nog niet voldaan aan de door de rechtbank gestelde opdracht om binnen twaalf weken nieuwe besluiten te nemen. Het college heeft naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank bij besluit van 21 juni 2023 alleen maar een nieuw besluit genomen over 25 andere documenten. De voorzieningenrechter ziet aanleiding het college en de raad ertoe te bewegen om alsnog volledig aan de opdracht van de rechtbank te voldoen. Het is in het belang van een efficiënte en finale geschillenbeslechting dat de nieuwe besluiten en de uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure kunnen worden beoordeeld.
Niet kan worden uitgesloten dat de raad in het nieuwe besluit, door te beslissen met inachtneming van de rechtbankuitspraak, zal besluiten dat de geheimhouding van de documenten moet worden opgeheven. Dit kan leiden tot openbaarmaking van gegevens waarvan het college en de raad met het hoger beroep beogen te bereiken dat deze niet openbaar worden. Voor zover dit het geval is, zal de voorzieningenrechter bepalen dat inzage in en  feitelijke verstrekking van deze documenten achterwege zal blijven totdat in hoger beroep zal zijn beslist. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen intreden die de hoger beroepsprocedure zinledig zouden maken.
4.       Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
5.       Het college en de raad hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders en de raad van de gemeente Noordoostpolder uiterlijk binnen zes weken na verzending van deze uitspraak gevolg moeten geven aan de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 27 maart 2023 in zaak nr. 22/1605 door nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van die uitspraak;
II.       bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat inzage in en feitelijke verstrekking van het memo "Informatievoorziening en reactie college t.a.v. vertrek burgemeester [oud burgemeester]" van 14 oktober 2019, het raadsverslag van het besloten deel van de raadsvergadering van 14 oktober 2019 en de documenten van de Klankbordcommissie achterwege blijven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;
III.      wijst het verzoek voor het overige af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, griffier.
w.g. Van Altena
voorzieningenrechter
w.g. Larsson-van Reijsen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2023
978