ECLI:NL:RBMNE:2021:2076

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 2591
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek en de verplichting tot inventarisatie van documenten door de gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Regionale Omroep Flevoland en het college van burgemeester en wethouders van een gemeente. Eiseres had op 21 oktober 2019 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten te ontvangen die betrekking hadden op het gedrag van de ex-burgemeester. Het college heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat het niet mogelijk was om documenten te inventariseren vanwege de vertrouwelijkheid van de informatie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van klagers.

Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 25 februari 2021, die via Skype plaatsvond, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niet mogelijk was om de gevraagde documenten te inventariseren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluitvorming van het college in strijd was met de Wob, omdat er geen documenten waren geïnventariseerd en de rechtbank daardoor niet kon beoordelen of de weigeringsgronden terecht waren toegepast.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het Wob-verzoek. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 354,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2591
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2021 in de zaak tussen

Stichting Regionale Omroep Flevoland , te Lelystad , eiseres

(gemachtigden: mr. R. Vleugels, R. Woning en H. Severens ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] , verweerder
(gemachtigden: mr. J. Lautenbach en mr. L. Vink).

Procesverloop

In het besluit van 12 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres, dat zij op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) heeft ingediend, afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In het besluit van 2 juni 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2021 via Skype. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders van [gemeente] aan eiseres een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee het de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 (zegge: honderd euro) per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro);
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Op 21 oktober 2019 heeft een bureauredacteur namens eiseres een Wob-verzoek ingediend. Verzocht is om documenten die onderzoek naar het gedrag van ex-burgemeester [A] betreffen en conclusies daarvan.
3. Verweerder heeft het Wob-verzoek van eiseres afgewezen. Verweerder heeft geen stukken geïnventariseerd. Verweerder heeft dat niet gedaan, omdat het zeer zwaarwegende belang van een goed functioneren van een systeem van volstrekt vertrouwelijke behandeling van (vermeende) klachten en besluitvorming vergt dat geen documenten worden geïnventariseerd in geval van een Wob-verzoek als het onderhavige. De belangen van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van eventuele klagers en van toekomstige klagers staan dat niet toe, net als het belang van de gemeente om een integriteitssysteem ook in de toekomst naar behoren en vertrouwelijk te laten functioneren.
4. Eiseres is het niet eens met het besluit. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen documenten heeft geïnventariseerd. Volgens eiseres is dat in strijd met de Wob. Er is geen rechtsgrond voor. Verweerder had stukken moeten inventariseren en daarna een belangenafweging moeten maken tussen het algemeen belang van openbaarmaking en het belang van de weigeringsgronden in de Wob. Het Wob-verzoek had ook als een verzoek tot opheffing van geheimhouding op grond van de Gemeentewet moeten worden opgevat, omdat aan het Wob-verzoek documenten ten grondslag liggen op grond waarvan geheimhouding in het kader van de Gemeentewet door de gemeenteraad is opgelegd.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen inventarisatie kon maken van de stukken waar eiseres om heeft verzocht omdat alleen de uitvraag al (toekomstig) integriteitsonderzoek ontoelaatbaar zou belasten of individuele belangen ernstig zou schaden. Niet is gebleken dat dit bijvoorbeeld via ambtenaren met een desbetreffende geheimhoudingsplicht niet mogelijk zou zijn. Zelfs de memo voor de gemeenteraad, die volgens de adviescommissie bezwaarschriften onder het Wob-verzoek valt en waarvoor verder geen uitvraag nodig was, is niet kenbaar in het besluit betrokken. Verweerder heeft verschillende weigeringsgronden aan zijn besluit ten grondslag gelegd, maar nu geen enkel document is geïnventariseerd en de rechtbank dus ook geen enkel stuk heeft ingezien, is het onmogelijk voor de rechtbank om te beoordelen of verweerder deze weigeringsgronden heeft mogen toepassen. Of het bijvoorbeeld gaat om documenten die onder vertrouwenspersonen berusten of waarvoor instemming van personen of andere organen voor nodig is, kan de rechtbank niet vaststellen. De rechtbank erkent dat de vertrouwelijkheid en kwetsbaarheid van een document openbaarmaking in de weg kan staan, maar het kan niet zo zijn dat geen enkel rechtsprekend orgaan de vertrouwelijkheid van documenten kan toetsen. De hoogste bestuursrechter bevestigt dat rekening wordt gehouden met de belangen die in vertrouwelijke processen een rol spelen en accepteert dat in dergelijke zaken niet alle documenten afzonderlijk beoordeeld hoeven te worden. [1] Echter, zo’n oordeel komt pas tot stand nadat de rechter zich eerst een oordeel heeft kunnen vormen over de documenten die onder geheimhouding wel waren overgelegd. Het verzoek van eiseres aan de rechtbank om de stukken bij verweerder op te vragen, is niet opportuun nu verweerder geen inventarisatie heeft gemaakt en voor de rechtbank niet duidelijk is welke stukken bij verweerder opgevraagd hadden kunnen worden. De besluitvorming van verweerder is in strijd met de Wob, nu alleen weigeringsgronden zijn genoemd, die niet kenbaar samenhangen met documenten. Verweerder had zich op grond van de Wob meer moeten inspannen door de stukken te inventariseren en eventuele weigeringsgronden daaraan te koppelen.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus of tussenuitspraak toe, omdat verweerder geen bereidheid heeft getoond om het gebrek te herstellen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij het besluit weloverwogen heeft genomen en niet tot heroverweging wil overgaan. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. Contact tussen verweerder en eiseres ligt daarbij voor de hand, gezien de bijstelling/beperking die eiseres ter zitting aan het Wob-verzoek heeft gegeven, namelijk dat vooral inzicht ontstaat in de gevolgde procedures en niet in de inhoud. Gelet op het belang van tijdige besluitvorming zal de rechtbank verweerder ook een dwangsom opleggen. De rechtbank stelt een termijn van acht weken en niet korter vast, omdat de mogelijkheid bestaat dat bijvoorbeeld de raad om opheffing van geheimhouding moet worden verzocht.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van
€ 15.000,-.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2021 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
De griffier is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1817 en van 23 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ8264.