ECLI:NL:RVS:2023:2606
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, die op 14 oktober 2022 het beroep tegen de afwijzing van haar asielaanvraag ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 21 september 2022 besloten om de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Scholtes, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat Italië zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Eerdere uitspraken van de Afdeling hebben aangetoond dat er in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn voor Dublinclaimanten, wat een reëel risico met zich meebrengt voor vreemdelingen die bij overdracht aan Italië in een situatie van materiële deprivatie terecht kunnen komen. De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris onder deze omstandigheden niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, wat leidt tot de conclusie dat het overdrachtsbesluit onrechtmatig is.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 21 september 2022 vernietigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.511,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.