ECLI:NL:RVS:2023:2459

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
202200827/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Uithoorn inzake verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

Op 21 juni 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn van 18 mei 2021, waarin op een verzoek van [partij] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is beslist. Het college had op 1 november 2021 het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna [appellant] in beroep ging. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van [appellant] op 22 december 2021 ongegrond.

Tijdens de openbare zitting op 21 juni 2023, waar Staatsraad mr. W. den Ouden de zaak behandelde, werd het college vertegenwoordigd door mr. A.I. Tsheichvili, advocaat te Amsterdam. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om aan te nemen dat [appellant] misbruik van recht had gemaakt, en dat hij belang had bij een inhoudelijk oordeel over zijn hoger beroep.

De Afdeling concludeerde dat de informatie waar het om ging, betrekking had op [appellant] en dat hij voldoende procesbelang had om te bewerkstelligen dat deze informatie niet openbaar zou zijn. De hogerberoepsgronden van [appellant] die betrekking hadden op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waren door de rechtbank behandeld en de Afdeling kon zich vinden in die beoordeling. De uitspraak van de Afdeling was dat het hoger beroep ongegrond was en dat het college geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202200827/1/A3.
Datum uitspraak: 21 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Uithoorn,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2021 in zaak nrs. 21/5616 en 21/5526 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn.
Openbare zitting gehouden op 21 juni 2023 om 14:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer.
griffiers: mr. Y. Soffner mr. S.R. Renkema
Verschenen:
het college, vertegenwoordigd door mr. A.I. Tsheichvili, advocaat te Amsterdam;
Verder is [partij] als derde-belanghebbende gehoord.
Bij besluit van 18 mei 2021 heeft het college besloten op een verzoek van [partij] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bij besluit van 1 november 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 22 december 2021 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.
Beslissing:
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
Op basis van het dossier is de Afdeling van oordeel dat er in dit dossier op dit moment te weinig aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat [appellant] misbruik van recht heeft gemaakt en om die reden niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
De Afdeling is ook van oordeel dat [appellant] belang heeft bij een inhoudelijk oordeel van zijn hoger beroep. Procesbelang is aanwezig als een belanghebbende met het rechtsmiddel datgene kan bereiken wat hem voor ogen staat. Het gevolg van het besluit op bezwaar van 1 november 2021 is dat de in dat besluit genoemde informatie voor een ieder openbaar is. Het gevolg van een vernietiging van dat besluit is dat de betreffende informatie niet openbaar is en daarmee niet voor een ieder toegankelijk. Nu de informatie waar het om gaat betrekking heeft op [appellant], heeft hij alleen al hierom voldoende procesbelang om te bewerkstelligen dat die informatie niet openbaar is. Vergelijk daarvoor de uitspraak van de Afdeling van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:152.
De hogerberoepsgronden van [appellant] die betrekking hebben op de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de AVG) en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de zin van de Wob, heeft de rechtbank in haar uitspraak behandeld. De Afdeling kan zich vinden in die beoordeling. Dat betekent dat de AVG in dit geval niet aan openbaarmaking in de weg stond. Ook heeft het college het belang van openbaarmaking van de documenten zwaarder mogen laten wegen dan het belang van [appellant] bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer.
Het hoger beroep is daarom ongegrond. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
818-1071