ECLI:NL:RVS:2023:2459
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Uithoorn inzake verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
Op 21 juni 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn van 18 mei 2021, waarin op een verzoek van [partij] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is beslist. Het college had op 1 november 2021 het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna [appellant] in beroep ging. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van [appellant] op 22 december 2021 ongegrond.
Tijdens de openbare zitting op 21 juni 2023, waar Staatsraad mr. W. den Ouden de zaak behandelde, werd het college vertegenwoordigd door mr. A.I. Tsheichvili, advocaat te Amsterdam. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om aan te nemen dat [appellant] misbruik van recht had gemaakt, en dat hij belang had bij een inhoudelijk oordeel over zijn hoger beroep.
De Afdeling concludeerde dat de informatie waar het om ging, betrekking had op [appellant] en dat hij voldoende procesbelang had om te bewerkstelligen dat deze informatie niet openbaar zou zijn. De hogerberoepsgronden van [appellant] die betrekking hadden op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waren door de rechtbank behandeld en de Afdeling kon zich vinden in die beoordeling. De uitspraak van de Afdeling was dat het hoger beroep ongegrond was en dat het college geen proceskosten hoefde te vergoeden.