202103850/1/A3.
Datum uitspraak: 14 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 mei 2021 in zaak nr. 19/6265 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 12 maart 2019 heeft de korpschef van politie de aanvraag van [appellant] om een enkelloops kogelgeweer bij te schrijven op zijn wapenverlof afgewezen.
Bij besluit van 1 november 2019 heeft de minister het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Bij besluit van 24 augustus 2020 heeft de minister het besluit van 1 november 2019 ingetrokken en het administratief beroep opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 1 november 2019 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het tegen het besluit van 24 augustus 2020 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 2 mei 2023, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. J. den Ouden, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
2. [appellant] is in het bezit van een wapenverlof waarop drie wapens staan geregistreerd. Hij heeft bij de korpschef verzocht om daar een wapen met kaliber .338, dat wil zeggen een diameter van 8,58 mm, bij te schrijven. Hij heeft op het aanvraagformulier aangegeven dat hij met dit wapen de schietsport wil beoefenen, met name GKG (Groot kaliber geweer) en optisch geweer lange afstand schieten in Europa. Hij heeft bij zijn verzoek een schriftelijke toestemming van een erkende schietvereniging gevoegd om met dit geweer te schieten bij de schietsportdiscipline Groot kaliber geweer.
Besluitvorming
3. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, omdat [appellant] geen redelijk belang heeft in de zin van artikel 28, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet wapens en munitie (hierna: de Wwm). In artikel 43 van de Regeling wapens en munitie (hierna: de Rwm) is uitgewerkt wanneer sprake is van een redelijk belang. Dit is het geval als de aanvrager binnen het verband van zijn schietvereniging een schietsportdiscipline beoefent. Het wapen valt door het kaliber en de diameter buiten de bestaande kaders voor schietsportdiscipline Groot kaliber geweer. Daarmee ontbreekt het redelijk belang binnen Nederland. [appellant] is ook lid van een in Frankrijk gevestigde schietvereniging, waar wel een discipline bestaat waar dit wapen gebruikelijk is. Hieraan kan echter volgens de korpschef geen redelijk belang worden ontleend in de zin van artikel 28 van de Wwm.
4. In het besluit van 24 augustus 2020 heeft de minister dit besluit bevestigd, onder verwijzing naar paragraaf B2.1 en B2.6 en bijlage C8 van de Circulaire wapens en munitie 2019 (hierna: de Cwm 2019). Hierin staat dat voor de invulling van het criterium van het redelijk belang bij het beoefenen van de schietsport zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande kaders voor die sport, om zoveel mogelijk te waarborgen dat daadwerkelijk sprake is van beoefening van de schietsport en om zoveel mogelijk de veiligheid te waarborgen. Een vrije interpretatie van het begrip schietsport zou kunnen leiden tot een wildgroei aan schietsportdisciplines. Hierdoor zou de korpschef niet of nauwelijks meer kunnen controleren of er sprake is van een schietsportdiscipline en of de wapens en munitie geschikt zijn voor de te beoefenen discipline. In bijlage C8 is een overzicht opgenomen van schietsportdisciplines die een redelijk belang op kunnen leveren voor het verkrijgen van een wapenverlof en welke eigenschappen de wapens hebben om in redelijkheid noodzakelijk te zijn voor de beoefening van deze schietsportdisciplines. Het wapen dat [appellant] wil laten bijschrijven, valt niet onder de genoemde wapens bij de discipline Groot kaliber geweer in bijlage C8. De 8 mm-regel bij de discipline Groot kaliber geweer is gesteld omdat het in algemene zin duidelijk is dat naarmate het kaliber van een vuurwapen groter wordt, ook de risico's voor de veiligheid groter worden. Deze grens is in de schietsport gangbaar en veilig gebleken. In bijlage C8 zijn schietsportdisciplines aangewezen waarbij wel hogere kalibers worden toegelaten. Het gegeven dat voor een andere schietsportdiscipline een ander (maximaal) kaliber geldt, toont juist aan dat secuur is gekeken naar alle erkende schietsportdisciplines met bijkomende wapentechnische eisen. Of er verloven zijn verleend voor wapens uit dezelfde schietsportdisciplines met een kaliber groter dan 8 mm, is de minister niet bekend. Als dat zo is, dan kan daar door de korpschef een intrekkingsprocedure van het verlof voor worden gestart.
Uitspraak van de rechtbank
5. De rechtbank acht het beleid dat de korpschef en de minister hanteren niet onredelijk. Gelet op de zwaarte van de algemene belangen die met het beleid worden gediend, heeft de minister de praktische uitvoerbaarheid van het beleid en van de controle op de naleving op deze wijze in zijn beleid mogen betrekken. Het had op de weg van [appellant] gelegen zijn stelling, dat de veiligheid niet wordt bepaald door het kaliber, maar door de inrichting en de protocollen van schietbanen, nader te onderbouwen. De enkele stelling dat het door [appellant] gewenste kaliber in andere disciplines wel is toegestaan, is daartoe onvoldoende. Naar de minister onweersproken heeft gesteld kunnen in een wapenverlof geen restricties worden opgenomen die voorschrijven op welke schietbaan ermee mag worden geschoten. Al daarom heeft de minister in de stellingen van [appellant] over de protocollen en de inrichting van de schietbaan van zijn eigen schietsportvereniging geen reden hoeven zien om, in afwijking van het beleid, over te gaan tot afgifte van het gevraagde wapenverlof aan [appellant]. Gelet daarop heeft de minister zich volgens de rechtbank op goede gronden op het standpunt gesteld dat niet voldaan wordt aan het vereiste van een redelijk belang.
Hoger beroep
6. [appellant] kan zich niet vinden in de uitspraak van de rechtbank. Het criterium van redelijk belang komt uit de Richtlijn 91/477/EEG inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (hierna: de Vuurwapenrichtlijn). Sportschieten is daarin genoemd als een redelijk belang. De taak van de korpschef, en de minister, is het maken van een afweging over de veiligheid en zal zich moeten beperken tot het gebruik van het soort wapen en de geschiktheid voor de schietsport in zijn algemeenheid. In andere disciplines zijn wapens van dit kaliber wel toegestaan. Daarom kan niet worden volgehouden dat alleen doordat dit kaliber niet in de discipline Groot kaliber geweer wordt genoemd, dit wapen niet kan worden bijgeschreven. De korpschef, en de minister, zijn niet bevoegd om zich met de verschillende schietsportdisciplines te bemoeien. Dat is een taak van de schietsportverenigingen. Uit een document dat is getiteld "Knelpunten van de aangewezen schietsportdisciplines in bijlage C8 van de Cwm" blijkt ook dat de minister zich afvraagt of zijn uitleg een te ruime uitleg is van het criterium van redelijk belang.
[appellant] wordt nu in Nederland gediscrimineerd ten opzichte van andere ingezetenen van de Europese Unie. Met een Europese vuurwapenpas mogen zij namelijk wel met een dergelijk wapen op Nederlands grondgebied de schietsport beoefenen.
Van belang is ook welk beleid van toepassing is. De minister had het beleid toe moeten passen dat gold ten tijde van het besluit van 12 maart 2019, dat is de Circulaire wapens en munitie 2018 (hierna: de Cwm 2018). Het nemen van een nieuw besluit op 24 augustus 2020 en daarin het dan geldende beleid toe te passen, kwalificeert als onbehoorlijk bestuur. Uit de periode waarin de Cwm 2018 gold, komt een instructie van de korpschef, getiteld "samen werken aan samenwerken voor een veilige samenleving". Daarin staat dat als de aanvrager buiten de kaders een redelijk belang wenst aan te tonen, het aan hem is om aan te tonen dat het door hem gevraagde vuurwapen kan worden gebruikt in andere schietsportkaders. Deze omgekeerde bewijslast is in strijd met de onderzoeksplicht van de minister. De minister had hem op zijn minst in de gelegenheid moeten stellen om zijn aanvraag nader te onderbouwen.
Ten slotte is er strijd met het gelijkheidsbeginsel. In de regio Haaglanden zijn meerdere verlofhouders in het bezit van .338 kaliber wapens. Zij schieten onder meer in de discipline Bisley lange afstand precisie, aldus [appellant].
Beoordeling hoger beroep
7. De minister heeft niet in strijd gehandeld met beginselen van behoorlijk bestuur door hangende het beroep een nieuw besluit op het administratief beroep te nemen. Er is in dit geval geen rechtsregel die hem dat niet toestaat. Ook is het niet in strijd met algemene rechtsbeginselen. Bij het nemen van een besluit op een administratief beroep moet in beginsel worden uitgegaan van het recht zoals het dan luidt. Dat geldt ook bij een tweede besluit op een administratief beroep. Omdat er in de Cwm 2019 geen overgangsrecht is opgenomen dat anders bepaalt, bestaat er in dit geval geen aanleiding om te oordelen dat de minister de Cwm 2019 niet mocht toepassen. Dat betekent dat de minister terecht de Cwm 2019 heeft toegepast.
8. Zoals de minister op de zitting heeft toegelicht, was de instructie waar [appellant] naar verwijst, niet ontwikkeld in samenspraak met hem. Toen hij weet kreeg van de instructie, is de instructie ingetrokken. Aan deze instructie kan daarom geen betekenis worden gehecht. Op het document "Knelpunten van de aangewezen schietsportdisciplines in bijlage C8 van de Cwm" staat geen datum en ook blijkt niet van wie dit document afkomstig is. Maar wat hier ook van zij, dat de minister zich afvraagt of zijn uitleg van het criterium van redelijk belang stand houdt bij de rechter, is een logisch gevolg van het feit dat er toen een rechtszaak liep waarin deze vraag speelde.
9. Inmiddels is er een uitspraak van de Afdeling waarin een aantal rechtsvragen is beantwoord dat hier ook aan de orde is. In overweging 5.1 en 5.2 van de uitspraak van 9 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3241, heeft de Afdeling het volgende overwogen. Het criterium van redelijk belang hoeft niet zo te worden uitgelegd dat elke schietsport die in verenigings-/wedstrijdverband serieus zou worden beoefend een redelijk belang oplevert. De minister mag nader invullen wanneer sprake is van een redelijk belang. Hij heeft er groot belang aan mogen hechten dat de korpschef kan controleren of sprake is van een schietsportdiscipline en of de aangevraagde wapens en munitie geschikt zijn voor die discipline. Alleen dan heeft een schutter een redelijk belang bij het voorhanden hebben van de door hem gewenste wapens en munitie. De minister heeft daartoe in bijlage C8 van de Cwm 2019 neergelegd welke schietportdisciplines zijn toegestaan en aan welke (kaliber)vereisten de wapens in die discipline moeten voldoen. Bijschrijving van een wapen op een wapenverlof kan alleen als het aangevraagde wapen geschikt is om te worden gebruikt binnen een door de minister aangewezen schietsportdiscipline. De minister heeft voldoende gemotiveerd waarom hij de door de KNSA erkende en gereglementeerde schietsportdisciplines heeft aangewezen in bijlage C8 bij de Cwm 2019. De Afdeling sluit aan bij deze uitspraak.
10. Uit de hiervoor genoemde uitspraak volgt dat het betoog van [appellant], dat de minister zijn afweging moet beperken tot het gebruik van het soort wapen en de geschiktheid voor de schietsport in zijn algemeenheid, niet slaagt. Zoals [appellant] op het aanvraagformulier heeft weergegeven, wil hij het wapen in Nederland gebruiken in de discipline Groot kaliber geweer. De minister heeft dan ook terecht naar de vereisten die gelden voor die discipline gekeken. Het wapen valt niet binnen de kaders die gelden voor deze discipline, zoals opgenomen in bijlage C8. Het wapen is dus niet geschikt om te worden gebruikt binnen die schietsportdiscipline. De minister heeft zich om die reden redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat niet is voldaan aan het criterium van redelijk belang en heeft terecht het verzoek om bijschrijving afgewezen.
Dat het wapen wel valt binnen de kaders van andere aangewezen schietsportdisciplines, wordt door de minister niet betwist. [appellant] heeft echter niet gesteld dat hij het wapen voor die disciplines wil gebruiken. De minister mocht daarom alleen kijken naar het kader van de discipline Groot kaliber geweer.
Van strijd met de Vuurwapenrichtlijn is niet gebleken. Zoals in artikel 3 van de Vuurwapenrichtlijn is bepaald, kunnen lidstaten in hun wetgeving strengere voorschriften opnemen dan die welke in de richtlijn zijn vastgesteld, onder voorbehoud van de rechten die krachtens artikel 12, tweede lid, aan de ingezetenen van de lidstaten worden toegekend. Artikel 12, tweede lid, is een bepaling over het voorhanden hebben van vuurwapens bij een reis door twee of meer lidstaten. De aanvraag van [appellant] ziet daar niet op.
Ook het betoog over ongerechtvaardigd onderscheid tussen buitenlandse sportschutters en Nederlandse sportschutters treft geen doel. Zoals de minister uiteen heeft gezet, dienen sportschutters uit het buitenland zich in Nederland aan de Nederlandse wet- en regelgeving te houden en mogen zij geen schietsportdisciplines beoefenen met wapens (en munitie) die daarbij in Nederland niet zijn toegestaan. De Europese vuurwapenpas geeft geen recht om in Nederland de schietsport te beoefenen, maar alleen om met een vuurwapen in de Europese Unie te reizen.
Er is geen grond voor het oordeel dat de weigering in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Er zijn verloven verleend voor wapens, van een ander type, met een groter kaliber dan 8 mm. Deze verloven zijn volgens [appellant] verleend voor wapens die worden gebruikt in een andere discipline. Alleen al daarom is er geen sprake van een gelijk geval. De minister heeft toegelicht dat verleende verloven zijn en/of worden ingetrokken, als blijkt dat de verloven ten onrechte zijn verleend.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
11. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
12. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.C.A. de Poorter en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzitter
w.g. Greben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023
851
BIJLAGE
Vuurwapenrichtlijn
Artikel 3
De lidstaten kunnen in hun wetgeving strengere voorschriften opnemen dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld, onder voorbehoud van de rechten die krachtens artikel 12, lid 2, aan de ingezetenen van de lidstaten worden toegekend.
Artikel 12
[…].
2. Niettegenstaande het bepaalde in het eerste lid, kunnen […] sportschutters, wat betreft in categorie B of C ingedeelde vuurwapens en vuurwapens ingedeeld in categorie A waarvoor een vergunning werd verleend krachtens artikel 6, lid 6, of waarvan de vergunning werd bevestigd, vernieuwd of verlengd krachtens artikel 7, lid 4 bis, voor de uitoefening van hun activiteit zonder de in artikel 11, lid 2, bedoelde voorafgaande toestemming gedurende een reis door twee of meer lidstaten één of meer vuurwapens voorhanden hebben, op voorwaarde dat:
a) zij in het bezit zijn van een Europese vuurwapenpas waarin dit vuurwapen of deze vuurwapens zijn vermeld, en
b) zij de reden van de reis kunnen aantonen, met name door het voorleggen van een uitnodiging of een ander bewijs voor hun activiteiten als jager, sportschutter of deelnemer bij het naspelen van historische gebeurtenissen in de lidstaat van bestemming.
[…].
Wet wapens en munitie
Artikel 28
[…].
2. Een verlof wordt verleend indien:
a. een redelijk belang de verlening van het verlof vordert;
[…].
Regeling wapens en munitie
Artikel 43
[…].
5. Een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, ten behoeve van de schietsport wordt alleen verleend voor de wapens en munitie waarmee de sportschutter binnen het verband van zijn schietvereniging, welke voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 43a, een schietsportdiscipline beoefent.
[…].
Circulaire wapens en munitie 2019
2. Schietsport
2.1. Algemeen
[…].
Redelijk belang
Om een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wwm te verkrijgen moet er sprake zijn van een redelijk belang tot het voorhanden hebben van wapens en munitie. De schietsport of het traditioneel schieten kan een redelijk belang opleveren tot het voorhanden hebben van wapens en munitie. Dit is alleen het geval, indien er geen gevaar is voor de openbare orde en veiligheid, de schietsport of het traditioneel schieten op een veilige en gecontroleerde wijze wordt beoefend, en het gaat om het (in wedstrijdverband) beoefenen van een door mij in bijlage C8 aangewezen tak van schietsport of het traditioneel schieten (hierna ook wel schietsportdisciplines genoemd) in het verband van een schietvereniging. Een schietsportvereniging of een vereniging aangesloten bij de KNTS dient om een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie te verkrijgen, haar leden in staat te stellen een erkende of gereglementeerde schietsportdiscipline binnen haar vereniging te beoefenen.
Zoals in onderdeel B/2.1 en B/2.4.1 is vermeld is het in wedstrijdverband beoefenen van een gereglementeerde schietsportdiscipline, of als betrokkene lid is van een vereniging voor traditionele schietsportdisciplines, één van de voorwaarden voor het verkrijgen van een verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens ten behoeve van de (traditionele) schietsport. Daarbij is bepalend of het beoefenen van de schietsport een redelijk belang voor het voorhanden hebben van wapens als bedoeld in artikel 28 WWM oplevert. Door voor de invulling van het criterium van het redelijk belang bij het beoefenen van de schietsport aan te sluiten bij de bestaande kaders voor die sport, wordt zo veel mogelijk gewaarborgd dat daadwerkelijk sprake is van beoefening van de schietsport en wordt zoveel mogelijk de veiligheid gewaarborgd. Schietsportdisciplines zijn vastgesteld om te waarborgen dat onder meer wapens en schietterrein geschikt zijn om op veilige wijze de schietsport te beoefenen. Een vrije interpretatie van het begrip schietsport zou kunnen leiden tot een wildgroei aan schietsportdisciplines. Hierdoor zou de korpschef niet of nauwelijks meer kunnen controleren of er sprake is van een schietsportdiscipline en of de wapens en munitie geschikt zijn voor de te beoefenen discipline. Gezien het voorgaande zou het dan niet of nauwelijks te bepalen zijn of de schutter een redelijk belang heeft bij het voorhanden hebben van het door hem gewenste wapens en munitie ten behoeve van het beoefenen van de schietsport. Bovendien is dan niet goed meer vast te stellen of het beoefenen van de schietsportdiscipline een gevaar voor de openbare orde en veiligheid oplevert. Om invulling te geven aan wat ik onder een schietsportdiscipline versta, is in bijlage C8 een overzicht opgenomen van de schietsportdisciplines die naar mijn oordeel een redelijk belang op kunnen leveren voor het verkrijgen van een wapenverlof. Dit betreft schietsportdisciplines die in verenigings- en wedstrijdverband worden beoefend en waarvan ik van oordeel ben dat dit gangbare schietsportdisciplines zijn. Daarbij is ook opgenomen welke eigenschappen de wapens hebben om in redelijkheid noodzakelijk zijn voor de beoefening van deze schietsportdisciplines. Zie verder 2.6. Schietsportdisciplines.
[…].
2.4.3. Buitenlandse schietverenigingen
Het kunnen beoefenen van de schietsport in buitenlands verenigingsverband levert voor de betrokkene weliswaar een belang op bij het voorhanden mogen hebben van vuurwapens, maar dit enkele belang is geen ‘redelijk belang’ in de zin van artikel 28 van de WWM. Gelet op de restrictieve wetgeving en het dienovereenkomstige beleid, wordt geen verlof verleend indien de aanvrager slechts de bedoeling heeft buiten Nederland de schietsport te beoefenen. De betrokkene zal zich, om in het desbetreffende land de bevoegdheid te krijgen om over een wapen te beschikken, tot de autoriteiten van dat land moeten wenden. Hij zal er voorts voor moeten zorgen dat het wapen in dat land - ten behoeve van het doel waarvoor hij het voorhanden wil houden - kan worden bewaard.
[…].
2.6. Schietsportdisciplines
Schietsportdisciplines vormen een indeling van vormen van schietsport (binnen een wapengroep), die kunnen worden onderscheiden op grond van onder meer houding en positie, aantal schoten, soort wapen, gewicht, trekkerdruk, soort kaliber en schietafstand (takken van schietsport).
Zoals ook onder B2.1 vermeld kan alleen de beoefening van een aangewezen schietsportdiscipline in verenigingsverband naar mijn oordeel een redelijk belang opleveren in de zin van artikel 28, tweede lid WWM. Dat betekent dat alleen een verlof kan worden verleend, als sprake is van beoefening van een aangewezen schietsportdiscipline. In bijlage C8 zijn deze schietsportdisciplines aangewezen, waarbij tevens de wapentechnische eisen zijn benoemd, die gelden voor de binnen de schietsport te gebruiken vuurwapens. Het gaat om schietsportdisciplines die een gereglementeerde tak van schietsport betreffen. Het maatschappelijk belang is ermee gediend dat niet meer wapens in de samenleving in omloop komen dan uitsluitend die, die geschikt zijn voor schietsportdoeleinden. De technische eisen die aan de wapens worden gesteld betreffen naar mijn oordeel een wezenlijke specten van wapens en zijn daarom eveneens opgenomen in bijlage C8.