ECLI:NL:RVS:2023:2288
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet-in behandeling name van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 13 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 17 maart 2023 de aanvraag gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In het hoger beroep betoogde de staatssecretaris dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Hij stelde dat de 'circular letter' van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 geen reden was om Italië niet verantwoordelijk te houden. De rechtbank had volgens hem niet onderkend dat deze brief slechts een tijdelijk, feitelijk probleem vormde voor de overdracht van Dublinclaimanten aan Italië.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat Italië zijn internationale verplichtingen zal nakomen. De Afdeling verwees naar eerdere uitspraken waarin werd vastgesteld dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn, wat een reëel risico met zich meebrengt voor de vreemdelingen. De staatssecretaris kon niet aantonen dat hij nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan, waardoor het besluit om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen onrechtmatig werd verklaard.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 837,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.