ECLI:NL:RVS:2023:2280
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet-in behandeling name van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 13 juni 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 10 januari 2023 niet in behandeling is genomen. De staatssecretaris stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank had echter op 28 februari 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak.
In het hoger beroep betoogde de staatssecretaris dat de rechtbank niet had onderkend dat de 'circular letter' van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 slechts een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormde. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde echter dat de staatssecretaris niet voldoende had aangetoond dat Italië nog steeds aan zijn internationale verplichtingen zou voldoen, gezien de berichtgeving over de opvangfaciliteiten voor Dublinclaimanten in Italië. De Afdeling concludeerde dat er een reëel risico bestond dat vreemdelingen in Italië in een situatie van materiële deprivatie zouden terechtkomen.
De grieven van de staatssecretaris werden verworpen en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.