ECLI:NL:RVS:2023:2263
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 12 juni 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 27 januari 2023 niet in behandeling is genomen. De staatssecretaris stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank had echter op 27 februari 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in lijn met de uitspraak.
In het hoger beroep betoogde de staatssecretaris dat de rechtbank niet had onderkend dat de 'circular letter' van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 slechts een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormde. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde echter dat de staatssecretaris niet voldoende had aangetoond dat Italië nog steeds aan zijn internationale verplichtingen zou voldoen, gezien de berichtgeving over de opvangfaciliteiten voor Dublinclaimanten in Italië. De Afdeling concludeerde dat er een reëel risico bestond dat vreemdelingen in Italië in een situatie van materiële deprivatie zouden terechtkomen.
De grieven van de staatssecretaris werden verworpen en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 837,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J. Verbeek, griffier.