ECLI:NL:RVS:2023:2144

Raad van State

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
202107434/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing wijziging verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag tot wijziging van het doel van haar verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 16 september 2019 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 12 maart 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 4 november 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Y. Özdemir, hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 juni 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 17 maart 2023, waarin de beoordeling van artikel 8 van het EVRM bij vreemdelingen met een Chavez-Vilchez-verblijfsrecht werd besproken.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 2 juni 2023.

Uitspraak

202107434/1/V2.
Datum uitspraak: 2 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 4 november 2021 in zaak nr. 20/2843 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling tot het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning afgewezen.
Bij besluit van 12 maart 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 november 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Y. Özdemir, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 17 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1060, onder 4.1 tot en met 4.3 over de beoordeling van artikel 8 van het EVRM bij een vreemdeling met een Chavez-Vilchez-verblijfsrecht). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2023
314-979