ECLI:NL:RVS:2023:2144
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing wijziging verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag tot wijziging van het doel van haar verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 16 september 2019 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 12 maart 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 4 november 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Y. Özdemir, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 juni 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 17 maart 2023, waarin de beoordeling van artikel 8 van het EVRM bij vreemdelingen met een Chavez-Vilchez-verblijfsrecht werd besproken.
De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 2 juni 2023.