ECLI:NL:RVS:2023:2049

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
202300984/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 31 mei 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 9 februari 2023 de besluiten van de staatssecretaris om de asielaanvragen van zes vreemdelingen niet in behandeling te nemen, vernietigd. De staatssecretaris had zich beroepen op de Dublinverordening, waarbij Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvragen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E. Maalsen, stelden dat de staatssecretaris ten onrechte had geoordeeld dat Italië in staat was om aan zijn internationale verplichtingen te voldoen.

De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had aangetoond dat Italië daadwerkelijk in staat was om de vreemdelingen op een humane manier op te vangen. De Afdeling verwees naar eerdere uitspraken waarin was vastgesteld dat er in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn voor Dublinclaimanten. Dit leidde tot de conclusie dat de staatssecretaris niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan en dat de besluiten om de asielaanvragen niet in behandeling te nemen, onrechtmatig waren.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 837,00 bedroegen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om zorgvuldig om te gaan met de behandeling van asielaanvragen en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit internationale verdragen.

Uitspraak

202300984/1/V1.
Datum uitspraak: 31 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 9 februari 2023 in zaken nrs. NL23.427, NL23.429 en NL23.431 in het geding tussen:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3], [vreemdeling 4], [vreemdeling 5] en [vreemdeling 6]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 januari 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij mondelinge uitspraak van 9 februari 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E. Maalsen, advocaat te Nijmegen, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven en een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de asielaanvragen van de vreemdelingen niet in behandeling genomen, omdat volgens hem Italië ingevolge de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Daarbij heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de 'circular letter' van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 geen aanleiding geeft om Italië niet verantwoordelijk te houden. In zijn grief betoogt hij dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de ‘circular letter’ slechts een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormt om Dublinclaimanten over te dragen aan Italië en dat dit niet maakt dat de besluiten van 4 januari 2023 onrechtmatig zijn, dan wel dat Italië niet meer de verantwoordelijke lidstaat is.
2.       In de uitspraken van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1654, onder 4.3.2 en 4.3.3, en ECLI:NL:RVS:2023:1655, onder 3.3.2 en 3.3.3, heeft de Afdeling uit de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten afgeleid dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn. Hoewel uit de berichtgeving volgens de Afdeling niet zonder meer volgt dat de Italiaanse autoriteiten onverschillig staan tegenover de situatie van vreemdelingen, bestaat er daarmee een reëel risico dat vreemdelingen buiten hun eigen wil en keuzes om bij overdracht aan Italië terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, als bedoeld in punt 92 van het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, waardoor zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals onderdak, eten en stromend water. De staatssecretaris is er vooralsnog niet in geslaagd om in weerwil van de berichtgeving deugdelijk te motiveren dat hij nog altijd van het vermoeden mag uitgaan dat Italië zal voldoen aan zijn internationale verplichtingen. De Afdeling concludeert daarom dat de staatssecretaris voor Italië onder deze omstandigheden niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat de overdrachtsbesluiten die de staatssecretaris voor de vreemdelingen heeft genomen, onrechtmatig zijn.
3.       De grief faalt.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023
574